HR, 15-03-2000, nr. 35 201
ECLI:NL:HR:2000:AA5139
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15-03-2000
- Zaaknummer
35 201
- LJN
AA5139
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2000:AA5139, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑03‑2000; (Cassatie)
- Wetingang
art. 225 Gemeentewet
- Vindplaatsen
WFR 2000/460
V-N 2000/18.27 met annotatie van Redactie
NTFR 2000/414 met annotatie van Mr. M.H.J. Schellekens
Uitspraak 15‑03‑2000
Inhoudsindicatie
-
Nr. 35201
15 maart 2000
gewezen op het beroep in cassatie van het X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 29 januari 1999 betreffende na te melden aan hem opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Amersfoort.
1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is ter zake van het parkeren op 2 september 1997 een naheffingsaanslag in de parkeer-belasting van de gemeente Amersfoort opgelegd ten bedrage van f 69,--, bestaande uit f 4,-- aan enkelvoudige belasting en f 65,-- aan kosten terzake van het opleggen van die aanslag. De aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Chef van het bureau heffingen van de gemeente Amersfoort (hierna: de Chef) gehandhaafd.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Chef in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie in gesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van het middel
Het Hof heeft met juistheid geoordeeld dat, nu de parkeerduur ter plaatse was beperkt tot één uur, belanghebbende slechts voor ten hoogste die tijdsduur parkeerbelasting op aangifte kon voldoen, en dat, voor zover hij bij de aanvang van het parkeren meer zou hebben betaald dan het maximaal verschuldigde bedrag van f 4,--, dat meerdere niet kan worden geacht te zijn voldaan ter zake van het parkeren na het verstrijken van de maximale tijdsduur. Het heeft daarbij, anders dan in de klacht wordt verondersteld, niet de stelling van belanghebbende dat hij meer dan de ten hoogste verschuldigde belasting heeft betaald, als ongeloofwaardig verworpen. Het Hof heeft de juistheid van die stelling in het midden gelaten en het mocht dit doen omdat deze stelling voor de te nemen beslissing niet van belang is. De klacht faalt derhalve.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten, als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 15 maart 2000 vastgesteld door de vice-president Korthals Altes, en de raadsheren Pos en Beukenhorst, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Fase, en op die datum in het openbaar uitge-sproken.