BNB 1998/323
Naheffing bij een derde. Frauderende werknemer
HR 01-07-1998, ECLI:NL:PHR:1998:AA2329, m.nt. P.J. Wattel
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
1 juli 1998
- Magistraten
Jansen; Bellaart; Moor de; Brunschot van; Vliet van
- Zaaknummer
31 844
- Conclusie
A-G mr. Van den Berge
- Noot
P.J. Wattel
- LJN
AA2329
- JCDI
JCDI:ADS887898:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1998:AA2329, Uitspraak, Hoge Raad, 01‑07‑1998
ECLI:NL:PHR:1998:AA2329, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 01‑07‑1998
- Wetingang
Art. 20, tweede lid, AWR
Essentie
Naheffing bij een derde. Frauderende werknemer
Samenvatting
De directeur van belanghebbende, belast met het doen van aangiften voor de omzetbelasting, richt deze aangiften zodanig in dat f 380 000 te veel wordt teruggevraagd. De belastingdienst heeft het bedrag teruggegeven, waarna de directeur zich dit heeft toegeëigend. De Inspecteur heeft het teveel terugbetaalde nageheven van belanghebbende; deze betoogt dat de naheffingsaanslag ingevolge art. 20, tweede lid, tweede volzin, AWR, diende te zijn opgelegd aan de directeur.
HR: Onder 'een ander' in genoemde bepaling is niet mede te begrijpen de werknemer, aan wie het verzorgen van de aangiften omzetbelasting van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.