FED 1996/870
De ontvanger dient invorderingsrente te vergoeden indien uit de vernietiging van een (voorlopige) aanslag voortvloeit dat op de aanslag te veel is betaald. De omvang van de materiële belastingschuld is in het kader van de invorderingsrenteprocedure niet relevant. Beslissend is of meer belasting is betaald dan uiteindelijk (formeel) verschuldigd blijkt te zijn.
HR 09-08-1996, ECLI:NL:PHR:1996:AA1804, m.nt. J.J. Vetter
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
9 augustus 1996
- Magistraten
Moltmaker; Stoffer; Urlings; Zuurmond; Jansen, C.H.M.; Fleers
- Zaaknummer
30 227
- Noot
J.J. Vetter
- LJN
AA1804
- JCDI
JCDI:ADS226061:1
- Vakgebied(en)
Invordering / Algemeen
Schenk- en erfbelasting (V)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1996:AA1804, Uitspraak, Hoge Raad, 09‑08‑1996
ECLI:NL:PHR:1996:AA1804, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑08‑1996
- Wetingang
Art. 28 Invorderingswet 1990
Essentie
De ontvanger dient invorderingsrente te vergoeden indien uit de vernietiging van een (voorlopige) aanslag voortvloeit dat op de aanslag te veel is betaald. De omvang van de materiële belastingschuld is in het kader van de invorderingsrenteprocedure niet relevant. Beslissend is of meer belasting is betaald dan uiteindelijk (formeel) verschuldigd blijkt te zijn.
Uitspraak
Het geschil betreft een invorderingsrentebeschikking.
Vaststaat:
2.1. Op 29 december 1987 is AX overleden; de akte van overlijden is op 30 december 1987 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Q. Voor het doen van aangifte voor het recht van successie ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.