HR, 09-12-2005, nr. 40 809
ECLI:NL:HR:2005:AU7869
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
09-12-2005
- Zaaknummer
40 809
- LJN
AU7869
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
Internationaal belastingrecht (V)
Fiscaal procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2005:AU7869, Uitspraak, Hoge Raad, 09‑12‑2005; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2002:AE9140
- Wetingang
art. 4 Algemene wet inzake rijksbelastingen
- Vindplaatsen
V-N 2006/12.6 met annotatie van Redactie
NTFR 2005/1704
Uitspraak 09‑12‑2005
Inhoudsindicatie
(Verdrags)woonplaats natuurlijk persoon.
Nr. 40.809
9 december 2005
RvS
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (Zwitserland) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 18 september 2002, nr. P00/01956, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1993 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 663.815, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij dertien middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben de zaak doen toelichten, belanghebbende door mr. P.A. Mackaaij, advocaat te Amsterdam, de Staatssecretaris door mr. S.R. Markus, advocaat te 's-Gravenhage.
3. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2005.