FED 1999/728
Art. 42, tweede lid Wet IB 1964 lex specialis ten opzichte van art. 7 Wet IB 1964
HR 23-06-1999, ECLI:NL:HR:1999:AA2799, m.nt. R.M.P.G. Niessen-Cobben
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 juni 1999
- Magistraten
Jansen, R.J.J.; Brunschot, van; Hammerstein; Amersfoort, van; Lourens
- Zaaknummer
34 335
- Noot
R.M.P.G. Niessen-Cobben
- LJN
AA2799
- JCDI
JCDI:ADS229454:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
Inkomstenbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:AA2799, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑06‑1999
- Wetingang
Art. 42, tweede lid Wet IB 1964 (tekst 1994)
Essentie
Art. 42, tweede lid Wet IB 1964 lex specialis ten opzichte van art. 7 Wet IB 1964
Samenvatting
Belanghebbende, belastingadviseur, wordt voor zijn maatschapsaandeel als ondernemer in de heffing van de inkomstenbelasting betrokken. Hij heeft de beschikking over een tot het ondernemingsvermogen behorende personenauto met een cataloguswaarde van f 53 000, inclusief omzetbelasting. Het privé-gebruik van deze auto bedroeg in 1994 meer dan 1000 km.
De in verband met de auto gemaakte kosten worden ten laste van de winst van belanghebbende gebracht. In 1994 bedroegen die kosten f 9766. Daarop heeft belanghebbende in mindering gebracht een bedrag van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.