Hof Arnhem, 03-01-2002, nr. 99/3048
ECLI:NL:GHARN:2002:AD8568
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
03-01-2002
- Zaaknummer
99/3048
- LJN
AD8568
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2002:AD8568, Uitspraak, Hof Arnhem, 03‑01‑2002; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
V-N 2002/19.10 met annotatie van Redactie
NTFR 2002/227
Uitspraak 03‑01‑2002
Inhoudsindicatie
-
Gerechtshof Arnhem
zesde enkelvoudige belastingkamer
nummer 99/03048
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
Belanghebbende : [X]
Te : [Z]
Verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren [P]
Aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar d.d.11 augustus 1999
Betreft : aanslag premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen over 1998
Nummer : [0.W86]
Mondelinge behandeling : op 20 december 2001 te Arnhem
Waarbij verschenen : belanghebbende en [de Inspecteur]
Gronden:
1. De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 1998 een aanslag in de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen opgelegd tot een te betalen bedrag van nihil. Als premie-inkomen is daarin vermeld ƒ 3.108,-- en als franchise een bedrag van ƒ 41.221,--. Belanghebbende verdedigt dat die bedragen achtereenvolgens nihil en ƒ 41.771,-- moeten zijn. De Inspecteur schaart zich achter het standpunt van belanghebbende.
2. Belanghebbende wenst dat de in het aanslagbiljet vermelde bedragen worden herzien. De Inspecteur laat dit achterwege omdat belanghebbende daarbij, naar zijn mening, geen belang heeft. Hij stelt zich op het standpunt dat belanghebbende bij gebrek aan belang niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep. Het Hof zal de Inspecteur in dat standpunt niet volgen, nu niet geheel te overzien is welk nadeel belanghebbende ooit zou kunnen hebben van de vaststelling van het bedrag aan premie-inkomen. Een rechterlijke uitspraak biedt de belanghebbende in dit geval meer zekerheid dan de - door de Inspecteur aangeboden - schriftelijke verklaring dat de vaststelling van het bedrag aan premie-inkomen onjuist is en nihil bedraagt.
3. Belanghebbende is derhalve ontvankelijk in zijn beroep.
4. Het is het Hof vervolgens gebleken dat de uitspraak en de aanslag niet in stand kunnen blijven. De Inspecteur heeft - onweersproken - geoordeeld dat belanghebbende niet als verzekerde in de zin van artikel 3 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering is aan te merken. Het Hof zal partijen in dit oordeel volgen, nu niet gebleken is dat dit berust op een juridisch onjuist uitgangspunt. De aanslag is dan ten onrechte aan belanghebbende opgelegd en dient te worden vernietigd.
Slotsom:
Het beroep is gegrond.
Proceskosten:
In beroep is niet gebleken van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en ook overigens niet van kosten die volgens artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht kunnen worden begrepen in een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Beslissing:
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
- vernietigt de onderhavige aanslag, en
- gelast de Inspecteur aan belanghebbende te vergoeden het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van ƒ 60,-.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2002 door mr. J. Lamens, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. E.M. van Hoorn als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(E.M. van Hoorn) (J. Lamens)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 10 januari 2002
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.