FED 2004/48
Geen stakingslijfrenteaftrek indien inbreng onderneming in BV wordt gevolgd door tevoren overeengekomen overdracht aan derde
HR 12-09-2003, ECLI:NL:PHR:2003:AF3418, m.nt. P.C. van der Vegt
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12 september 2003
- Magistraten
Kalmthout, van; Zuurmond; Vliet, van; Lourens; Bavinck; Berge, van den
- Zaaknummer
37 590
- Noot
P.C. van der Vegt
- LJN
AF3418
- JCDI
JCDI:ADS234870:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2003:AF3418, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑09‑2003
ECLI:NL:PHR:2003:AF3418, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑09‑2003
- Wetingang
Art. 45, vijfde lid, onderdeel a, onder 2, Wet IB 1964, art. 45, zevende lid, onderdeel a, onder 2, Wet IB 1964, art. 45a, vijfde lid, Wet IB 1964, art. 3.129 Wet IB 2001
Essentie
Geen stakingslijfrenteaftrek indien inbreng onderneming in BV wordt gevolgd door tevoren overeengekomen overdracht aan derde
Samenvatting
Belanghebbende dreef met zijn echtgenote in firmaverband een onderneming. Op 11 september sloten de echtelieden een overeenkomst tot verkoop van de onderneming aan een derde. Met dagtekening 21 september 1996 sloten zij een overeenkomst tot oprichting van een BV, waarin zij ook vastlegden dat de onderneming vanaf 1 juli 1996 voor rekening van de BV zou worden gedreven. De BV kwam op 19 december 1996 tot stand. Op dezelfde datum werd de onderneming aan de BV overgedragen. De BV leverde (de vermogensbestanddelen van) ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.