V-N 1988/1343, 9
Algemene wet inzake rijksbelastingen. Inkomstenbelasting Richtige heffing. Aanmerkelijk belang. Voorkomen aanmerkelijk belang. Werking richtige heffing ten aanzien van een derde
HR 11-05-1988, ECLI:NL:HR:1988:ZC3833, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11 mei 1988
- Magistraten
Soest, Van
- Zaaknummer
25 006
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- LJN
ZC3833
- JCDI
JCDI:ADS892469:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1988:ZC3833, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑05‑1988
- Wetingang
Essentie
Algemene wet inzake rijksbelastingen. Inkomstenbelasting Richtige heffing. Aanmerkelijk belang. Voorkomen aanmerkelijk belang. Werking richtige heffing ten aanzien van een derde
Samenvatting
Feiten als in nr. 24 918, doch de zaak betreft DX, die stelt dat art. 31 AWR niet ten aanzien van hem, als ,,derde'' bij de gewraakte rechtshandelingen betrokken, kan worden toegepast.
Hof Arnhem stelt DX in het gelijk.
Op het beroep in cassatie van de staatssecretaris overweegt de Hoge Raad: Nu de gewraakte uitgifte en plaatsing zijn geschied met als doorslaggevende beweegreden te voorkomen dat bij de erfgenamen van Y het aandelenbezit zou zijn aan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.