FED 1996/435:Belanghebbende, zakelijk gerechtigde tot een zestal op de gemeentelijke riolering aangesloten objecten, is voor het jaar 1990 voor zesmaal het per object geldende aansluitrecht in de heffing betrokken. Belanghebbende is van mening dat door elk object, onafhankelijk van de grootte of het gebruik, te belasten met een uniforme heffing, deze heffing willekeurig en onredelijk is. Bovendien levert het buiten de heffing laten van onbebouwde eigendommen die toebehoren aan de gemeente, strijd op met het gelijkheidsbeginsel. Hof Amsterdam stelt belanghebbende in het ongelijk. De Hoge Raad verwerpt het beroep. Het strookt met het karakter van het rioolaansluitrecht te heffen naar een vast bedrag per onroerende zaak. Het enkele feit dat differentiatie binnen nauwe grenzen toelaatbaar is, heeft evenwel niet tot gevolg dat het achterwege laten van differentiatie reeds op die grond tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing leidt. Aangenomen moet worden dat de in art. 277, eerste lid, onderdeel b, onder 1 (oud), gemeentewet bedoelde retributies niet zien op het gebruik dat de gemeente zelf maakt van zodanige gemeentebezittingen.