HR, 16-12-1998, nr. 34 419
ECLI:NL:HR:1998:AA2578
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16-12-1998
- Zaaknummer
34 419
- LJN
AA2578
- Vakgebied(en)
Loonbelasting (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1998:AA2578, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑12‑1998; (Cassatie)
- Wetingang
art. 20 Algemene wet inzake rijksbelastingen
- Vindplaatsen
V-N 1999/12.9 met annotatie van Redactie
Uitspraak 16‑12‑1998
Inhoudsindicatie
-
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 9 april 1998 betreffende na te melden aan X B.V. i.o. te Z opgelegde naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 1990 tot en met 30 september 1991 een naheffingsaanslag in de loonbelasting opgelegd ten bedrage van ƒ 147.851,-- zonder verhoging welke aanslag, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof dat die uitspraak alsmede de naheffingsaanslag heeft vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Belanghebbende heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van de klachten 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan:
3.1.1. X B.V. is op 8 oktober 1991 opgericht door F. F exploiteerde, al dan niet tezamen met E, sedert 1989 een aantal winkels in interieurproducten. Deze onderneming werd aanvankelijk gedreven onder de naam 'C' en na korte tijd onder de naam 'X'. X B.V. heeft bij haar oprichting alle rechtshandelingen die zijn verricht onder de naam 'C B.V. i.o.' respectievelijk 'X B.V. i.o.' bekrachtigd.
3.1.2. De onderhavige aanslag is te naam gesteld van 'X B.V. i.o. (ook bekend als C B.V. i.o)'.
3.2.1. Belanghebbende heeft zich voor het Hof - voorzover in cassatie van belang - op het standpunt gesteld dat de onderhavige aanslag wegens een onjuiste tenaamstelling moet worden vernietigd. Zij heeft zich daarbij beroepen op de ten aanzien van haar gewezen uitspraak van het Hof van 2 juli 1997, nummer 96/1429, inzake een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting.
3.2.2. Ter zitting van het Hof heeft F verklaard: "Ik meen mij te herinneren dat X B.V. i.o. als partij optrad in arbeidsovereenkomsten.". De Inspecteur heeft ter zitting van het Hof verklaard: "In april 1989 heb een renseignement ontvangen op naam van 'C B.V.'. In een formulier van 20 juni 1989 is melding gemaakt van omzetbelastingplicht van X B.V. i.o. en wordt verwezen naar een voorgenomen statutenwijziging. Voorzover mij bekend zijn aan belanghebbende steeds onder die naam aangiftebiljetten uitgereikt. Op 17 februari 1992 is nog een naamswijziging gemeld, welke volgens belanghebbende terugwerkende kracht had.".
3.3. Het Hof heeft geoordeeld: dat, nu vaststaat dat X B.V. op 8 oktober 1991 is opgericht, zij ter zake van prestaties verricht vóór die datum geen werknemers in dienst had en derhalve niet inhoudingsplichtig was; dat F of F en E en/of enig samenwerkingsverband van natuurlijke personen, waarvan F al dan niet tezamen met E deel heeft uitgemaakt, in het tijdvak waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft, inhoudingsplichtig waren; dat de naheffingsaanslag evenwel ten name is gesteld van X B.V. i.o.; dat hieruit volgt dat de naheffingsaanslag niet is opgelegd aan de juiste inhoudingsplichtige; dat de naheffingsaanslag derhalve dient te worden vernietigd. Tegen deze oordelen komt het middel op.
3.4. Het middel treft doel. Het middel gaat terecht ervan uit dat, ingeval een inhoudingsplichtige werkgever zich aanduidt als "B.V. in oprichting", de aan die werkgever op te leggen naheffingsaanslagen ten name van de "B.V. in oprichting" mogen worden gesteld. Dit brengt mee dat, gelet op hetgeen partijen ter zitting van het Hof hebben verklaard, de bestreden oordelen nadere motivering behoeven.
3.5. 's Hofs uitspraak kan mitsdien niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad: vernietigt de uitspraak van het Hof behoudens de beslissing omtrent het griffierecht; verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is op 16 december 1998 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen, en de raadsheren Bellaart, De Moor, Van Vliet en Hammerstein, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en in het openbaar uitgesproken.