BNB 2004/345
Heffingsbevoegdheid voor ontslagvergoedingen
HR 11-06-2004, ECLI:NL:HR:2004:AF7816, m.nt. Prokisch
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11 juni 2004
- Magistraten
Putt-Lauwers, van der; Brunschot, van; Lourens; Bavinck; Berge, van den
- Zaaknummer
38 112
- Conclusie
A-G mr. Wattel
- Noot
Prokisch
- LJN
AF7816
- JCDI
JCDI:ADS253717:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Loonbelasting / Algemeen
Loonbelasting (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AF7816, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 11‑06‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AF7816, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑06‑2004
- Wetingang
Art. 15 Belastingverdrag Nederland-Verenigd Koninkrijk 1980
Essentie
Heffingsbevoegdheid voor ontslagvergoedingen
Samenvatting
Belanghebbende was tot 1 augustus 1998 in dienst van een Nederlandse bank. Hij woonde en werkte tot 1 maart 1996 in Nederland. Van 1 maart 1996 tot 1 augustus 1998 werkte hij voor de bank in Engeland, waar hij van 1 maart 1996 tot 2 november 1998 ook woonde. Per 1 augustus 1998 is zijn dienstbetrekking ontbonden. In oktober 1998 heeft hij van de bank een ontslagvergoeding ontvangen. In geschil is of daarop terecht loonbelasting is ingehouden.
HR: Indien en voorzover de ontslagvergoeding niet ten laste is gekomen van een werkgever die inwoner is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.