BNB 2004/314
Fictieve rente voor in België wonende aanmerkelijkbelanghouder
HR 18-06-2004, ECLI:NL:HR:2004:AP1896, m.nt. R.J. de Vries (fictieve rente)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18 juni 2004
- Magistraten
Putt-Lauwers, van der; Brunschot, van; Bavinck
- Zaaknummer
39 385
- Noot
R.J. de Vries
- LJN
AP1896
- Roepnaam
fictieve rente
- JCDI
JCDI:ADS888846:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2004:AP1896, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑06‑2004
- Wetingang
Art. 24, vierde lid, Wet IB 1964, art. 3, par. 2, Overeenkomst Nederland-België t.v.v.d.b.
Essentie
Fictieve rente voor in België wonende aanmerkelijkbelanghouder
Samenvatting
Belanghebbende, die in 1998 in België woonde, had dat jaar een vordering op een in Nederland gevestigde vennootschap waarin hij een aanmerkelijk belang had. Over die vordering werd geen rente vergoed. De Inspecteur heeft een fictieve rente van 5% als inkomsten in aanmerking genomen.
HR: De omstandigheid dat door de rentefictie van art. 24, vierde lid, Wet IB 1964, als inkomsten uit vermogen in Nederland worden belast inkomsten die op het moment van heffen niet daadwerkelijk als interest zijn betaald, wettigt op zichzelf nog niet reeds de gevolgtrekking dat Nederland ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.