FED 2003/57
De vordering van de ontvanger gaat gelet op het in art. 21 Invorderingswet 1990 geregelde voorrecht van de fiscus voor op de concurrente vordering uit onrechtmatige daad van slachtoffers van een piramidespel DE HOGE RAAD OVERWEEGT ALS VOLGT:
HR 27-09-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AE3389, m.nt. J.J. Vetter
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
27 september 2002
- Magistraten
Putt-Lauwers, van der; Pos; Beukenhorst; Savornin Lohman, de; Hammerstein
- Zaaknummer
C00/174HR
- Noot
J.J. Vetter
- LJN
AE3389
- JCDI
JCDI:ADS234460:1
- Vakgebied(en)
Invordering / Algemeen
Onbekend (V)
Invordering (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AE3389, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 27‑09‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AE3389, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑09‑2002
- Wetingang
Art. 21 Invorderingswet 1990
Essentie
De vordering van de ontvanger gaat gelet op het in art. 21 Invorderingswet 1990 geregelde voorrecht van de fiscus voor op de concurrente vordering uit onrechtmatige daad van slachtoffers van een piramidespel DE HOGE RAAD OVERWEEGT ALS VOLGT:
Samenvatting
Het geschil betreft een civiele procedure tussen de Vereniging tegen Piramidespelen en de ontvanger van de Belastingdienst/Ondernemingen 2 te Rotterdam over de vraag wie zich mag verhalen op de opbrengst van een executoriaal beslag op de woning van een van de organisatoren van een piramidespel.
Uitspraak
Verweerder in cassatie - verder te noemen: de ontvanger - heeft bij ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.