HR, 11-12-1996, nr. 31 413
ECLI:NL:HR:1996:AA1772
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11-12-1996
- Zaaknummer
31 413
- LJN
AA1772
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1996:AA1772, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑12‑1996; (Cassatie)
- Vindplaatsen
FED 1997/30 met annotatie van J.B.H. Röben
WFR 1996/1911
V-N 1997/609, 5 met annotatie van Redactie
Uitspraak 11‑12‑1996
Inhoudsindicatie
-
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 27 juni 1995 betreffende na te melden naheffingsaanslag in de omzetbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 1992 tot en met 30 september 1992 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van ƒ 178.929,-- aan enkelvoudige belasting en ƒ 178.929,-- aan verhoging, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd, met het besluit geen kwijtschelding van de verhoging te verlenen. Belanghebbende is tegen die uitspraak en dat besluit in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak en dit besluit heeft vernietigd, de Inspecteur tot een bedrag van ƒ 300,-- heeft veroordeeld in de kosten van het geding en de Staat der Nederlanden heeft aangewezen als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden. Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr P.J. Siekman, advocaat te Hoofddorp.
3. Beoordeling van de klacht 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. De onderwerpelijke naheffingsaanslag is door het Hof vernietigd, met veroordeling van de Inspecteur in de kosten van het geding tot een bedrag van ƒ 300,--. Belanghebbende heeft zich ter zitting voor het Hof niet doen bijstaan. Wel is aan belanghebbende, zoals door het Hof is vastgesteld, bij de voorbereiding van de behandeling van de zaak ter zitting rechtskundige bijstand verleend door een fiscaal jurist. Het Hof heeft hierin aanleiding gevonden om met toepassing van het bepaalde in artikel 2, lid 3, van het Besluit proceskosten fiscale procedures (hierna: het Besluit) aan belanghebbende een vergoeding van de kosten toe te kennen ten bedrage van een in goede justitie geschat bedrag van ƒ 300,--.
3.2. Voor zover de klacht inhoudt dat de toegekende vergoeding niet in overeenstemming met het bepaalde in het Besluit is, en dat met name het puntentarief verkeerd is toegepast, faalt de klacht, daar het Besluit voor het onderhavige geval geen puntentarief voorschrijft, en het Hof, door het toe te kennen bedrag in goede justitie te schatten, een juiste uitvoering aan het Besluit heeft gegeven. Voor zover de klacht inhoudt dat ter zitting een hogere kostenvergoeding is toegezegd, faalt de klacht reeds hierom, omdat uit de uitspraak van het Hof noch uit de stukken van het geding is op te maken dat een dergelijke toezegging is gedaan.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 11 december 1996 vastgesteld door de raadsheer Van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren Van Brunschot en Meij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.