FED 1996/715:Belanghebbende heeft op 31 december 1981 haar dochtervennootschap een lening verstrekt ter grootte van f 1 400 000. Daarnaast had belanghebbende een vordering in rekening-courant op haar dochtervennootschap. Belanghebbende heeft deze vennootschap, die niet aan haar financiële verplichtingen kon voldoen, met ingang van 1 januari 1984 geen rente meer in rekening gebracht en de vordering in rekening-courant in 1984 en 1985 afgewaardeerd tot nihil. De inspecteur heeft de voor de jaren 1985 en 1986 aangegeven belastbare winst verhoogd, mede in verband met de niet-berekende rente over de (totale) vordering op de dochtervennootschap. Hoge Raad: De feiten laten geen andere gevolgtrekking toe dan dat het door belanghebbende met ingang van 1 januari 1984 niet meer in rekening brengen van rente over haar vordering op haar dochtervennootschap geen oorzaak vindt in de aandeelhoudersrelatie, doch het gevolg is van insolvabiliteit van de dochtervennootschap.