HR, 22-09-2006, nr. 41 341
ECLI:NL:HR:2006:AY8651
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22-09-2006
- Zaaknummer
41 341
- LJN
AY8651
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2006:AY8651, Uitspraak, Hoge Raad, 22‑09‑2006; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHLEE:2004:AR3983
- Vindplaatsen
V-N 2006/50.7 met annotatie van Redactie
NTFR 2006/1354 met annotatie van mr. J.F. Kastelein MRE MRICS RV
Uitspraak 22‑09‑2006
Inhoudsindicatie
WOZ-beschikking (woning), waarde opstal, sloop?, motiveringsgebrek Hofuitspraak.
Nr. 41.341
22 september 2006
MvA
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 6 oktober 2004, nr. BK 1028/02, betreffende na te melden beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken.
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Q voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 vastgesteld op ƒ 260.000 (€ 117.982).
Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Aa en Hunze (hierna: de heffingsambtenaar) de beschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd en de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op een bedrag van ƒ 200.000 (€ 90.756). De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aa en Hunze heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
De onderhavige onroerende zaak is een in of omstreeks 1900 gebouwd vrij gelegen woonboerderijtje met bijgebouw, erf en tuin, gelegen op een kavel van 11.510 m2. De bij beschikking aan de onroerende zaak toegekende waarde per waardepeildatum 1 januari 1999 bedraagt ƒ 260.000, welke waarde in bezwaar is gehandhaafd.
3.2. Voor het Hof heeft belanghebbende onder meer betoogd dat aan de opstal geen waarde kan worden toegekend, nu de staat van de opstal dermate slecht is dat een eventuele koper ervoor zou kiezen de bestaande opstal af te breken en een nieuwe opstal op te bouwen, zodat bij de waardevaststelling bovendien rekening moet worden gehouden met sloopkosten en kosten voor het bouwrijp maken van de grond. Volgens belanghebbende diende de waarde van de onroerende zaak te worden vastgesteld op ƒ 129.000. Het Hof heeft de waarde van de onroerende zaak, rekening houdend met de slechte onderhoudstoestand en ligging van de onroerende zaak, in goede justitie vastgesteld op ƒ 200.000.
3.3. In cassatie klaagt belanghebbende dat het Hof ongemotiveerd voorbij is gegaan aan belanghebbendes stelling dat aan de opstal geen waarde kan worden toegekend. Deze klacht treft doel. Uit 's Hofs uitspraak blijkt niet dat het Hof belanghebbendes hiervoor weergegeven stelling in zijn oordeel heeft betrokken. Zowel ingeval het Hof deze stelling wel in zijn oordeel heeft betrokken, maar gemeend heeft dat zulks niet tot een lagere waarde dan de door het Hof vastgestelde waarde diende te leiden, als ingeval het Hof de stelling in het geheel niet in zijn oordeel heeft betrokken, is de uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.4. Gelet op het hiervóór in 3.3 overwogene kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. De overige klachten behoeven geen behandeling. Verwijzing moet volgen voor een onderzoek van de zaak in volle omvang.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest, en
gelast dat de gemeente Aa en Hunze aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 102.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren A.R. Leemreis en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2006.