FED 1996/497:Onjuiste adressering van aanslagbiljet waardoor dat aanslagbiljet de belastingplichtige eerst bereikt na ommekomst van de termijn ex art. 20, derde lid, AWR. Als uit de uitspraak van het hof niet blijkt dat die onjuiste adressering niet aan de inspecteur kan worden verweten, en ook niet is vastgesteld dat de belastingplichtige binnen die termijn op de hoogte was van de verzending van het aanslagbiljet, kan niet gezegd worden dat bij belastingplichtige geen twijfel erover kan hebben bestaan dat die aanslag binnen die termijn was vastgesteld. Het andersluidende oordeel van het hof is daarom niet naar de eisen der wet met redenen omkleed.