FED 1996/903
Geen enkele wetsbepaling c.q. verdragsbepaling staat eraan in de weg om een naheffing in de zin van art. 22 AWR op te leggen, nadat een op art. 20, eerste lid, AWR gebaseerde naheffingsaanslag inclusief een op art. 21, eerste lid, AWR gebaseerde verhoging is vernietigd. In dat geval is er geen sprake van ne bis in idem omdat het twee materieel geheel verschillende feiten betreft.
HR 30-08-1996, ECLI:NL:HR:1996:AA1697, m.nt. R. Offermanns
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 augustus 1996
- Magistraten
Jansen, R.J.J.; Linde, van der; Bellaart; Moor, de; Putt-Lauwers, van der
- Zaaknummer
30 966
- Noot
R. Offermanns
- LJN
AA1697
- JCDI
JCDI:ADS227449:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1996:AA1697, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑08‑1996
- Wetingang
Art. 20, eerste lid, art. 21, eerste lid, jo. art. 22 AWR
Essentie
Geen enkele wetsbepaling c.q. verdragsbepaling staat eraan in de weg om een naheffing in de zin van art. 22 AWR op te leggen, nadat een op art. 20, eerste lid, AWR gebaseerde naheffingsaanslag inclusief een op art. 21, eerste lid, AWR gebaseerde verhoging is vernietigd. In dat geval is er geen sprake van ne bis in idem omdat het twee materieel geheel verschillende feiten betreft.
Uitspraak
Het geschil betreft de vraag of de inspecteur een naheffingsaanslag bij wijze van verhoging mag opleggen wegens het niet tijdig betalen van een bedrag aan omzetbelasting, nadat hij een naheffingsaanslag, waarin een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.