FED 1995/703:Een ondernemer die een natuurlijke persoon is, kan niet in aanmerking komen voor de vrijstelling ingevolge art. 13, A, eerste lid, onder g, van de Zesde richtlijn. Natuurlijke personen kunnen namelijk niet worden aangemerkt als door de Lid-Staat als instellingen van sociale aard erkende instellingen. Dit betekent dat de prejudiciële vraag inzake de reikwijdte van het begrip 'winst beogen' geen beantwoording behoeft.