BNB 1953/55
HR, 14-01-1953, nr. 11 133
HR 14-01-1953, ECLI:NL:HR:1953:AY3494, m.nt. H.J. Hofstra
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14 januari 1953
- Magistraten
Nypels; Smits; Dubois; Rijn Van Alkemade, Van; Wiarda
- Zaaknummer
11 133
- Noot
H.J. Hofstra
- LJN
AY3494
- JCDI
JCDI:ADS883852:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1953:AY3494, Uitspraak, Hoge Raad, 14‑01‑1953
- Wetingang
(Art. 9, lid 2 (oud) IB '41)
Samenvatting
Indien een vennoot wederrechtelijk beschikt over gelden van de vennootschap voor persoonlijke doeleinden, ontstaat in beginsel een vordering van de vennootschap tegenover de vennoot tot terugbetaling, en heeft dus geen onttrekking in de zin van art. 9, lid 2, (oud) IB '41 plaats.
Wegens onverhaalbaarheid van die vordering kan daarop ten laste van de winst worden afgeschreven.
Evenwel zijn omstandigheden denkbaar dat in het bedoelde geval een voordeel voor de betreffende vennoot moet worden aangenomen. Dit voordeel vormt dan een deel van de winst der vennootschap voor de heffing van ondernemingsbelasting.
Uitspraak
Gezien het beroepschrift in cassatie ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.