Hof Arnhem, 30-03-2006, nr. 04/000147
ECLI:NL:GHARN:2006:AW7440
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
30-03-2006
- Zaaknummer
04/000147
- LJN
AW7440
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2006:AW7440, Uitspraak, Hof Arnhem, 30‑03‑2006; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Na terugverwijzing door: ECLI:NL:HR:2001:AB0167
- Wetingang
art. 229 Gemeentewet
- Vindplaatsen
NTFR 2006/725
Uitspraak 30‑03‑2006
Inhoudsindicatie
Zalmsnip De gemeente Dronten dient aan belanghebbende, eigenaar/gebruiker van een recreatiebungalow, in de vorm van een negatieve aanslag de zogenoemde Zalmsnip toe te kennen, ook al is hij niet in de afvalstoffenheffing betrokken.
Gerechtshof Arnhem
achtste enkelvoudige belastingkamer
nummer 04/00147
U i t s p r a a k
op het beroep van X te Z (hierna te noemen: belanghebbende) tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Dronten (hierna: de Ambtenaar) op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de beschikking tot weigering van toekenning van de gemeentelijke lastenverlichting (hierna: Zalmsnip) voor de jaren 2000, 2001 en 2002.
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
1.1. Belanghebbende heeft bij brief van 5 december 2002 verzocht om toekenning van de zogenoemde Zalmsnip over de jaren 2000, 2001 en 2002. De Ambtenaar heeft telefonisch aan belanghebbende te kennen gegeven dat het verzoek niet zal worden ingewilligd.
1.2. Op 14 mei 2003 heeft belanghebbende een hernieuwd verzoek ingediend. De Ambtenaar heeft dat verzoek aangemerkt als een bezwaarschrift van belanghebbende tegen de aan hem over de genoemde jaren opgelegde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen en het bezwaarschrift in verband met de overschrijding van de bezwaartermijn bij uitspraak van 12 januari 2004 niet-ontvankelijk verklaard.
1.3. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. De Ambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.4. De eerste mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 16 augustus 2005 te Arnhem. Aldaar is verschenen en gehoord de Ambtenaar. Belanghebbende is niet verschenen. De griffier heeft verklaard dat hij de uitnodiging voor de zitting per post met ontvangstbevestiging aan belanghebbende heeft verzonden naar het in het beroepschrift opgegeven adres. Een afschrift van de uitnodiging, waarin wordt kennis gegeven van plaats, dag en uur van de mondelinge behandeling, behoort tot de stukken van het geding. Tot de stukken van het geding behoort een retourkaart waaruit blijkt dat de uitnodiging op 8 juli 2005 aan belanghebbende is uitgereikt die voor ontvangst heeft getekend.
1.5. Naar aanleiding van het ter zitting door het Hof tot de Ambtenaar gerichte verzoek om schriftelijk nader inlichtingen te verstrekken, heeft de voorzitter het onderzoek ter terechtzitting geschorst. Daarna heeft tussen het Hof en partijen een briefwisseling plaatsgevonden.
1.6. De tweede mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 24 januari 2006 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende alsmede de Ambtenaar.
1.7. Van het verhandelde ter beide zittingen is een proces-verbaal opgemaakt. Afschriften daarvan zijn aan deze uitspraak gehecht. Op beide zittingen zijn door het Hof de zaken behandeld met de nummers 04/00147, 04/00162, 04/00278, 04/00325 en 04/00672. Hetgeen de Ambtenaar heeft opgemerkt wordt geacht op al deze zaken betrekking te hebben behoudens voor zover uit de context anders blijkt.
2. Feiten
2.1. Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandel-de ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.
2.2. Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de recreatiebungalow nummer 52, gelegen op het recreatiepark A, a-weg 11 te R, gemeente Dronten (hierna: de bungalow). Aan belanghebbende zijn, als eigenaar en gebruiker/ bewoner, met betrekking tot de bungalow - onder meer - aanslagen forenzenbelasting en onroerendezaakbelastingen over de jaren 2000 tot en met 2003 opgelegd.
2.3. Door de beheerder van het recreatiepark is een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten voor de verwijdering van - onder meer - huishoudelijke afvalstoffen die in de recreatiebungalows op het park ontstaan. De eigenaren van de recreatiebungalows, en dus ook belanghebbende, betalen daarvoor een bedrag aan de beheerder van het park.
2.4. Voor het jaar 1999 is aan belanghebbende de Zalmsnip uitgekeerd door verrekening van het desbetreffende bedrag met de aan hem opgelegde aanslag onroerendezaakbelasting voor gebruikers.
2.5. De raad van de gemeente Dronten heeft, met toepassing van artikel 229d, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Gemeentewet, bepaald dat met ingang van het jaar 2000 de Zalmsnip zal worden verrekend met de afvalstoffenheffing. Daartoe heeft hij op 4 november 1999 de "Verordening afvalstoffenheffing 2000" aangenomen, die is gepubliceerd in het Gemeenteblad 1999, nr. 12, en waarin - voor zover hier van belang - de volgende bepalingen zijn opgenomen:
"(...)
Artikel 1. Aard van de belasting en belastbaar feit
1. Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer (Stb. 1994, 80).
2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.11 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Artikel 2. Belastingplicht
1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.11 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
2. (...)
Artikel 3. Maatstaf van heffing en belastingtarief
De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
(...)
Artikel 5. Wijze van heffing
1. De belasting, bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel, wordt bij wege van aanslag geheven.
2. (...)
(...)
Artikel 6A. Lokale lastenvermindering
1. Voor diegene die bij het begin van het belastingjaar belastingplichtig zijn, wordt het bedrag van de belasting, bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel, (...) verminderd met een bedrag van f 100,00.
2. Indien het bedrag na een vermindering als bedoeld in het eerste lid negatief is, wordt een aanslag tot dit negatieve bedrag gesteld.
3. (...)
(...)
TARIEVENTABEL behorende bij de "Verordening afvalstoffenheffing 2000".
HOOFDSTUK 1. MAATSTAVEN EN JAARLIJKSE TARIEVEN AFVALSTOFFENHEFFING
1.1. De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar gelegen binnen de bebouwde kom f 480,60.
1.2. De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar gelegen buiten de bebouwde kom f 418,20.
(...)"
In de "Verordening afvalstoffenheffing 2001" en de "Verordening afvalstoffenheffing 2002" zijn nagenoeg gelijkluidende bepalingen opgenomen. Elke verordening wordt hierna ook wel aangeduid als: de Verordening.
2.6. Op grond van door de gemeente Dronten gevoerd beleid komen ook de eigenaren/ gebruikers van recreatiewoningen die niet zijn aangeslagen in de afvalstoffenheffing maar wel zijn ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: gba) van de gemeente Dronten, in aanmerking voor de uitbetaling van de Zalmsnip.
2.7. Door onduidelijkheden binnen het gemeentelijk apparaat omtrent de reikwijdte van het arrest van de Hoge Raad van 20 september 2002 (nr. 37.069), BNB 2002/365*, is aan enkele eigenaren/gebruikers van recreatiewoningen de Zalmsnip uitbetaald, ook indien zij niet waren ingeschreven in de gba van de gemeente Dronten. Diezelfde onduidelijkheid heeft ertoe geleid dat enige tijd binnen de gemeente is gesproken over een begrotingswijziging ten behoeve van de uitbetaling van de Zalmsnip aan alle bewoners van recreatiewoningen. Die wijziging is echter voor de onderhavige jaren niet doorgevoerd.
2.8. Voor het jaar 1999 is de Zalmsnip in mindering gebracht op de aan belanghebbende opgelegde aanslag onroerendezaakbelasting (gebruikersgedeelte). In de thans bestreden uitspraak heeft de Ambtenaar ambtshalve besloten aan belanghebbende, op grond van het gelijkheidsbeginsel, voor het jaar 2003 de Zalmsnip toe te kennen. Tot de stukken van het geding behoort een aanslagbiljet voor 2003, aanslagnummer 96127 en gedagtekend 14 januari 2004, tot een negatief bedrag van € 45,38.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1. Tussen partijen is in geschil of belanghebbende voor de jaren 2000, 2001 en 2002 in aanmerking komt voor de in de Verordening afvalstoffenheffing voor die jaren opgenomen lokale lastenvermindering (Zalmsnip).
3.2. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de gemeente Dronten voor de uitbetaling van de Zalmsnip ten onrechte de eis stelt dat hij is ingeschreven in de gba van de gemeente Dronten. Hij verwijst naar het in 2.7 genoemde arrest van de Hoge Raad. Voorts doet belanghebbende een beroep op het gelijkheidsbeginsel nu in een aantal gevallen de Zalmsnip is uitbetaald aan personen die in dezelfde omstandigheden verkeren als hij.
3.3. De Ambtenaar stelt zich op het standpunt dat de raad van de gemeente Dronten de Zalmsnip kon en mocht opnemen in de Verordening afvalstoffenheffing. Naar zijn mening is belanghebbende niet belastingplichtig voor die heffing zodat de Zalmsnip terecht niet aan hem is uitbetaald over de onderhavige jaren. Omdat belanghebbende niet is ingeschreven in de gba van de gemeente Dronten is het gevoerde beleid omtrent de uitbetaling van de Zalmsnip niet op hem van toepassing. Uit de door hem overgelegde lijsten blijkt dat uitbetaling van de Zalmsnip aan eigenaren/gebruikers van recreatie-woningen in de meeste gevallen slechts heeft plaatsgevonden op grond van vorenbedoeld beleid. In de overige gevallen is sprake van een ambtelijke vergissing. In de meerderheid van de met belanghebbende vergelijkbare gevallen is de Zalmsnip over de onderhavige jaren niet uitbetaald.
3.4. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Daaraan is ter zitting nog toegevoegd hetgeen is vermeld in de hiervoor genoemde processen-verbaal.
3.5. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en toekenning van de Zalmsnip over de jaren 2000, 2001 en 2002. De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak waarvan beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Belanghebbende heeft bij brief van 5 december 2002 verzocht om toekenning van de Zalmsnip over de jaren 2000, 2001 en 2002. Hij heeft zijn verzoek herhaald bij brief van 14 mei 2003. Die brief is, naar het oordeel van het Hof ten onrechte, door de Ambtenaar opgevat als een bezwaarschrift tegen de aan belanghebbende over de desbetreffende jaren opgelegde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen in plaats van een aanvraag om toekenning van de Zalmsnip in de vorm van op te leggen negatieve aanslagen in de afvalstoffenheffing. In zoverre is de bestreden beslissing niet als een uitspraak op bezwaar aan te merken maar als een afwijzende beschikking op een aanvraag. Nu belanghebbende de uitspraak kennelijk heeft opgevat als een voor beroep vatbare uitspraak op een bezwaarschrift en dat, gelet op de vorm en inhoud redelijkerwijs ook heeft kunnen en mogen doen, stond daartegen beroep open bij het Hof. Partijen hebben het Hof verzocht, nu de wederzijdse standpunten voldoende duidelijk zijn, de bestreden uitspraak aan te merken als een uitspraak op een bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag, en de zaak niet terug te wijzen naar de Ambtenaar. Op gronden van proceseconomie zal het Hof aan dit verzoek voldoen, temeer nu daardoor de belangen van belanghebbende niet worden geschaad.
4.2. Artikel 229d, eerste lid, onderdeel c, van de Gemeentewet verwijst naar artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer. In overeenstemming met laatstgenoemd artikel verbindt artikel 1 van de Verordening de heffingsbevoegdheid aan de inzamelverplichting die voor de gemeente voortvloeit uit artikel 10.11 (sinds 8 mei 2002: artikel 10.21) van de Wet milieubeheer. Degene die feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.11 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt, is op grond van artikel 2 van de Verordening belastingplichtig voor de afvalstoffenheffing. De bepalingen van de Verordening strekken er derhalve toe, zulks in overeenstemming met artikel 15.33, eerste lid, van de Wet milieubeheer, te heffen daar waar huishoudelijke afvalstoffen geregeld binnen een particuliere huishouding kunnen ontstaan.
4.3. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat hij de bungalow voor zich en zijn familie beschikbaar houdt, dat hij in de onderhavige jaren ook feitelijk gebruik maakte van de bungalow en dat hij zijn huishoudelijke afvalstoffen regelmatig op een centraal punt deponeert waar het regelmatig door een afvalverwijderingsbedrijf wordt opgehaald. Door de Ambtenaar is niets gesteld waaruit volgt dat het gebruik van de bungalow door belanghebbende van dien aard was dat in de bungalow niet geregeld huishoudelijke afvalstoffen in een particuliere huishouding konden ontstaan. Gesteld noch gebleken is dat het verwijderen van het centraal ingezamelde huishoudelijk afval niet door of vanwege de gemeente zou kunnen plaatsvinden. Integendeel. Uit de stukken blijkt dat (ook) van de zijde van de gemeente een offerte is uitgebracht voor het verwijderen van het huishoudelijk afval op het recreatieterrein B, doch dat daarvan door de beheerder om hem moverende redenen is afgezien. De Ambtenaar heeft verklaard dat de situatie op recreatiepark A vergelijkbaar is. Naar het oordeel van het Hof is sprake van een perceel en van feitelijk gebruik daarvan, zoals bedoeld in de Verordening. Dat de gemeente het afval afkomstig van de bungalows op het park beschouwt als bedrijfsafval doet hieraan niet af (vgl. Hoge Raad 21 februari 2001, nr. 35.878, BNB 2001/164).
4.4. De Ambtenaar heeft nog gesteld dat de bungalow van belanghebbende niet viel onder de inzamelverplichting als bedoeld in artikel 10.11 (met ingang van 8 mei 2002: artikel 10.21) van de Wet milieubeheer. Gelet op de werkwijze met betrekking tot de afvoer van de huishoudelijke afvalstoffen moet, aldus de Ambtenaar, het onderhavige recreatiepark worden geacht aangewezen te zijn als gebied waar geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld (artikel 10.11, vijfde lid, van de Wet milieubeheer; sinds 8 mei 2002: artikel 10.26, eerste lid, onder c). Nu een aanwijzing in vorenbedoelde zin door de raad van de gemeente Dronten ontbreekt en voorts niet is gesteld dat bij algemene maatregel van bestuur is bepaald dat bepaalde aangewezen bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen niet worden ingezameld (artikel 10:28, derde lid, van de Wet), kan het Hof de Ambtenaar echter in dit standpunt niet volgen.
4.5. De Ambtenaar heeft voorts nog gesteld dat, nu de gemeente niet heeft voldaan aan haar inzamelverplichting ten aanzien van belanghebbendes perceel, belanghebbende niet belastingplichtig is voor de afvalstoffenheffing. Ook in dit standpunt kan het Hof de Ambtenaar niet volgen. Blijkens artikel 15.33, eerste lid, van de Wet milieubeheer kan een gemeente een (afvalstoffen)heffing instellen ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan het beheer van huishoudelijke afvalstoffen. Voor het heffen van deze belasting is onder meer vereist dat de gemeente haar inzamelplicht nakomt. Indien een gemeente, om welke reden dan ook en mogelijk zonder verwijt, haar inzamelplicht niet nakomt of niet kan nakomen, ontbreekt de basis voor het heffen van een afvalstoffenheffing (vergelijk de arresten van de Hoge Raad van 9 november 1988, nr. 25 685, BNB 1989/101, en van 2 januari 1985, nr. 22 664, BNB1985/102*). Aannemelijk is dat zich in casu een zodanig geval voordoet zodat de Ambtenaar niet kan heffen. Dit doet echter niet af aan de belastingplicht van belanghebbende, noch aan de omstandigheid dat op grond van de overige bepalingen van de Verordening een negatieve aanslag kan worden opgelegd.
4.6. Op grond van het vorenstaande is het Hof van oordeel dat belanghebbende in de onderhavige jaren als belastingplichtige voor de afvalstoffenheffing moet worden aangemerkt.
4.7. Artikel 6a van de Verordening voor het jaar 2000 (artikel 7 van de Verordening voor 2001 en 2002) verbindt, in overeenstemming met artikel 229d voormeld, de lokale lastenverlichting (de Zalmsnip) aan de belastingplicht voor de afvalstoffenheffing bij het begin van het belastingjaar. In het wettelijke stelsel is voor de aanspraak op de Zalmsnip niet van belang dat een eventuele materiële belastingschuld van de afvalstoffenheffing is geformaliseerd in een aanslag binnen de daarvoor geldende driejaarstermijn als genoemd in artikel 11, lid 3, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. In overeenstemming met artikel 229d, tweede lid van de Gemeentewet biedt artikel 6a respectievelijk artikel 7 voornoemd eveneens de mogelijkheid de aanslag afvalstoffenheffing tot een negatief bedrag vast te stellen. Uit de stukken blijkt dat dit, ook ten aanzien van belanghebbende en zij het ambtshalve, voor het jaar 2003 is gebeurd.
4.8. Nu belanghebbende voor de onderhavige jaren belastingplichtig was voor de afvalstoffenheffing heeft hij aanspraak op de Zalmsnip over die jaren, ongeacht of hij voor die heffing ook belastingschuldig was. Deze conclusie is naar het oordeel van het Hof ook in overeenstemming met de bedoeling van de wetgever. De Zalmsnip vormt immers een tegemoetkoming in de lokale lasten in hun algemeen. Dat de uitbetaling daarvan is opgenomen in een specifieke verordening doet daaraan niet af. Het beroep is gegrond.
5. Proceskosten
Het Hof berekent belanghebbendes voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten, in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht, in goede justitie op € 25 voor reis- en verblijfkosten.
6. Beslissing
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep met instandhouding van de rechtsgevolgen voor wat betreft de toekenning van de Zalmsnip over het jaar 2003;
- verstaat dat de Ambtenaar aan belanghebbende aanslagen afvalstoffenheffing voor de jaren 2000, 2001 en 2002 oplegt tot een bedrag van negatief € 45,38;
- veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 25, en wijst de gemeente Dronten aan als de rechtspersoon die dit bedrag moet vergoeden, en
- gelast dat de gemeente Dronten aan belanghebbende vergoedt het door hem gestorte griffierecht van € 31.
Aldus gedaan op 30 maart 2006 door mr. J.P.M. Kooijmans, lid van de achtste enkelvoudige belastingkamer, en op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van drs. V.F.R. Woeltjes als griffier.
(V.F.R. Woeltjes) (J.P.M. Kooijmans)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 11 april 2006
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.