Rb. 's-Gravenhage, 18-01-2006, nr. 05/2547
ECLI:NL:RBSGR:2006:AX8586
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
18-01-2006
- Zaaknummer
05/2547
- LJN
AX8586
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2006:AX8586, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 18‑01‑2006; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 18‑01‑2006
Inhoudsindicatie
Geschil is of eiseres recht heeft op de zelfstandigenaftrek, waarbij meer specifiek in geschil is of de door eiseres verrichte werkzaamheden hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn en of sprake is van een ongebruikelijk samenwerkingsverband, als bedoeld in artikel 3.6, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet IB 2001.
+RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 05/2547 IB/PVV G D3
Uitspraakdatum: 18 januari 2006
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde [gemachtigde]
en
de inspecteur van de Belastingdienst [ te P], kantoor [plaats], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2002 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 maart 2005 de aanslag gehandhaafd. Eiser heeft daartegen bij de rechtbank beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 november 2005 te Den Haag, gelijktijdig met het onderzoek in het beroep, procedurenummer AWB 05/2546 IB/PVV, tegen de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2002. Namens eiseres zijn haar partner, [partner], en haar gemachtigde ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door E.A.K.W. van de Wijngaart.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank de volgende feiten vast:
Eiseres is vennoot in de vennootschap onder firma [bedrijf] (hierna: [bedrijf]). De andere vennoot in [bedrijf] is [partner], met wie eiseres gedurende het gehele jaar 2002 ongehuwd samenwoonde en met wie zij voor dat jaar heeft gekozen voor de kwalificatie als partners in de zin van artikel 1.2, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, van de Wet 2001.
Binnen [bedrijf] wordt een onderneming gedreven. De ondernemingsactiviteiten bestaan uit het vervaardigen van gebitprotheses en het uitvoeren van reparaties daaraan. Specialistisch werk wordt uitbesteed. [partner] heeft in het verleden gedurende twee jaar een MBO-opleiding Tandtechniek gevolgd, welke opleiding hij niet heeft voltooid. Verder heeft hij het vak in de praktijk geleerd bij verschillende werkgevers. Eiseres heeft zich het vak geheel in de praktijk eigen gemaakt. Eiseres en [partner] werken inmiddels ongeveer 25 jaar samen. [bedrijf] werkt samen met een tandarts en een implantoloog die wekelijks spreekuur houden op het bedrijfsadres van [bedrijf]. De daaruit voortkomende tandtechnische werkzaamheden worden door [bedrijf] verzorgd.
De winst van [bedrijf] over het jaar 2002, groot € 113.508, is voor 65 percent toegerekend aan [partner] en voor 35 percent aan eiseres. Voor de heffing van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen heeft eiseres voor het jaar 2002 een verzamelinkomen aangegeven van € 34.008. Daarbij heeft zij onder meer de zelfstandigenaftrek van € 4.906 op haar belastbare inkomen uit werk en woning in aftrek gebracht.
Op 7 december 2004 heeft verweerder bij [bedrijf] een boekenonderzoek doen uitvoeren. Van dit onderzoek is op 22 december 2004 een rapport uitgebracht (hierna: het controlerapport). In het controlerapport wordt onder meer vermeld dat “het onderzoek is beperkt tot de beoordeling van het samenwerkingsverband over de jaren 2001 tot en met 2003”. Verder wordt in het controlerapport onder meer het volgende vermeld:
“De werkzaamheden in de gecontroleerde jaren (2001 – 2003) van de vennoten zijn volgens hun eigen opstelling dagelijks:
Omschrijving uren man uren vrouw totaal
in- en verkoopwerkzaamheden 0,5 0,5 1,0
patienteninformatie en –verzorging 2,0 2,0 4,0
Patientenbehandeling / lab.werkz.h. /
regelen werk derden 6,0 2,5 8,5
clientenadm. / voorbereiden declaraties 1,0 2,0 3,0
receptie- en wachtruimtewerkz.h. 0,5 3,0 3,5
administratie 1,0 1,0 2,0
TOTAAL 11 11 22 ”
Naar aanleiding van de bevindingen uit voormeld boekenonderzoek heeft verweerder bij het vaststellen van de aanslag de zelfstandigenaftrek niet in aftrek toegelaten en het verzamelinkomen over het jaar 2002 nader vastgesteld op € 38.914
(€ 34.008 + € 4.906).
3. Geschil
In geschil is of eiseres recht heeft op de zelfstandigenaftrek, waarbij meer specifiek in geschil is of de door eiseres verrichte werkzaamheden hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn en of sprake is van een ongebruikelijk samenwerkingsverband, als bedoeld in artikel 3.6, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet IB 2001.
Voor de standpunten van partijen en de gronden waar zij deze op doen steunen wordt verwezen naar de gedingstukken. Het beroep van eiseres strekt uiteindelijk tot vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.008. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
Op grond van artikel 3.76, eerste lid, van de Wet IB 2001 geldt de zelfstandigenaftrek voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet en bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt. Op grond van artikel 3.6, eerste lid, aanhef en tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet IB 2001, wordt aan het urencriterium voldaan indien gedurende het kalenderjaar tenminste 1225 uren worden besteed aan werkzaamheden voor één of meer ondernemingen waaruit de belastingplichtige winst geniet, met dien verstande, dat daarbij niet meetellen de uren die een belastingplichtige besteedt aan werkzaamheden die worden verricht ten behoeve van een onderneming waaruit hij winst geniet en die deel uitmaakt van een samenwerkingsverband met een verbonden persoon, indien die werkzaamheden hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn en het ongebruikelijk is dat een dergelijk samenwerkingsverband tussen niet verbonden personen wordt aangegaan.
Onder werkzaamheden die hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn worden verstaan de werkzaamheden die zozeer verschillen van de hoofdactiviteiten van de onderneming, dat het ongebruikelijk is dat de persoon die deze werkzaamheden verricht daarvoor op basis van zakelijke verhoudingen in een samenwerkingsverband zou zijn opgenomen. Naar uit de parlementaire geschiedenis van artikel 3.6 van de Wet IB 2001 blijkt, rust de last te bewijzen dat het niet ongebruikelijk is dat een bepaald samenwerkingsverband tussen niet-verbonden personen wordt aangegaan, op de belastingplichtige.
De rechtbank stelt voorop dat eiseres weliswaar bezwaren heeft geuit tegen de wijze waarop verweerder het boekenonderzoek heeft doen uitvoeren, doch dat zij de in het controlerapport vermelde gegevens van feitelijke aard niet gemotiveerd heeft bestreden, zodat de rechtbank die als vaststaand aanneemt. Met inachtneming van hetgeen daartoe voor het overige in de gedingstukken is vermeld, is alsdan tussen partijen niet in geschil dat eiseres voldoet aan de voorwaarden van artikel 3.6, eerste lid, van de Wet IB 2001, dat eiseres en [partner] verbonden personen zijn in de zin van artikel 3.6, derde lid, onderdeel a, van de Wet IB 2001 en dat zij in het onderhavige jaar de werkzaamheden hebben verricht zoals in het controlerapport is vermeld en hiervoor is geciteerd.
Vaststaat dat de hoofdactiviteit van de onderneming bestaat uit het vervaardigen van gebitprotheses en het uitvoeren van reparaties daaraan. Uit het urenstaatje in het controlerapport blijkt dat de direct op deze hoofdactiviteiten betrekking hebbende werkzaamheden voornamelijk door [partner] worden verricht en dat de door eiseres aan [bedrijf] bestede uren worden besteed aan in- en verkoopwerkzaamheden, patiënteninformatie en -verzorging, receptie- en wachtruimtewerkzaamheden en werkzaamheden van administratieve aard. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze werkzaamheden van ondersteunende aard. Met hetgeen eiseres daartoe voor het overige heeft aangevoerd heeft zij, tegenover de gemotiveerde weerspreking daarvan door verweerder, het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. Aan dit oordeel doet niet af dat de door eiseres uitgeoefende werkzaamheden voor de bedrijfsvoering van belang kunnen zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de door eiseres en [partner] verrichte werkzaamheden zozeer van elkaar verschillend, dat niet kan worden aangenomen dat [partner] op basis van zakelijke verhoudingen en bij gelijke werkverdeling met een derde een samenwerkingsverband (bijvoorbeeld een vennootschap onder firma) zou zijn overeengekomen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiseres, anders dan [partner], in het geheel geen opleiding voor tandtechnicus heeft gevolgd en dat zij, naar [partner] ter zitting expliciet heeft verklaard, geen spreekkamerwerk doet omdat zij van het werken “in de mond” een afkeer heeft. De rechtbank acht daarom de stelling van eiseres dat zij de onderneming geheel zelfstandig zou kunnen voortzetten als [partner] als ondernemer zou uitvallen, niet aannemelijk. Eiseres, op wie in deze de bewijslast rust, heeft in geding overigens niets aangevoerd, laat staan aannemelijk gemaakt, op grond waarvan niettemin zou kunnen worden aangenomen dat een samenwerkingsverband als het tussen haar en [partner] bestaande, tussen nietverbonden personen niet ongebruikelijk is.
Op grond van het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 18 januari 2006 door mrs. J.P.F. Slijpen, K.M. Braun en J.J.B. Hulst, in tegenwoordigheid van
H. van Lingen, griffier. De beslissing is dezelfde dag in het openbaar uitgesproken.