Het hoofdstuk is vervallen met ingang van 1 januari 1985.
Art. 49 van de SW 1956. De materie, welke dit artikel regelt, is terug te vinden in art. 76, eerste lid (oud), en 78, tweede lid (oud). Met betrekking tot de stof, die in hfdst. V is opgenomen, is een nauwe aansluiting gezocht bij de regeling in andere belastingwetten. Weggelaten is de verplichting van art. 78 (oud) dat de nota (het aanslagbiljet) binnen 14 dagen na indiening van de aangifte moeten worden verzonden.
Dit artikel is met ingang van 1 januari 1985 vervallen als gevolg van de aanpassing van de Successiewet 1956 aan de bepalingen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Art. 50 van de SW 1956. Wordt aan het voorschrift van art. 50 door de inspecteur niet voldaan, dan blijkt uit art. 57, derde lid, onder 2°, dat een opgelegde aanslag toch geldig is.
Dit artikel is met ingang van 1 januari 1985 vervallen als gevolg van de aanpassing van de Successiewet 1956 aan de bepalingen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Art. 51 van de SW 1956. Deze regeling vervangt die van art. 45 (oud). Van voorafgaande verzending van een waarschuwing spreekt de wet niet meer. Inzake successie zal echter niet tot oplegging van een ambtshalve aanslag worden overgegaan dan na verzending van een herinnering aan de verplichting tot aangifte, (memorie van toelichting). Ingevolge art. 51, tweede lid, zal in gevallen, waarin overmacht tot het doen van aangifte of onbekendheid met de verplichting tot aangifte (speciaal bij schenkingsaangiften) aanwezig is, geen boete worden gevorderd.
Verwezen wordt naar art. 54, tweede lid, hetwelk inhoudt dat een bezwaarschrift tegen een ambtshalve aanslag niet in behandeling wordt genomen, zolang degene, die bezwaar maakt, geen aangifte heeft ingediend, tenzij het bezwaar juist tegen de verplichting tot het doen van aangifte is gericht. Deze bepaling zal ertoe kunnen medewerken om aangiften, die noodzakelijk zijn met het oog op andere dan fiscale doeleinden, ingediend te krijgen. Om deze reden is de boetebedreiging voor iedere week verzuim, wanneer geen recht schuldig blijkt te zijn, vervallen.
Art. 95 (oud) is vervallen. Boeten gaan rechtens op de erfgenamen van de nalatige over, indien deze boeten bij zijn dood nog niet zijn ingevorderd.
Dit artikel is met ingang van 1 januari 1985 vervallen als gevolg van de aanpassing van de Successiewet 1956 aan de bepalingen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Vakstudie Successiewet, aanhef SW 1956, aant. 1.3.6
Aant. 1.3.6 Hoofdstuk V (art. 49–51)
Actueel t/m 15-11-2024
15-11-2024, het commentaar is bijgewerkt t/m BNB 2024/123 en V-N 2024/47.60
01-08-1956 tot: -
Vakstudie Successiewet, aanhef SW 1956, aant. 1.3.6
Schenk- en erfbelasting / Algemeen
Successiewet 1956 aanhef regeling
Beschouwing
Het hoofdstuk is vervallen met ingang van 1 januari 1985.
Art. 49 van de SW 1956. De materie, welke dit artikel regelt, is terug te vinden in art. 76, eerste lid (oud), en 78, tweede lid (oud). Met betrekking tot de stof, die in hfdst. V is opgenomen, is een nauwe aansluiting gezocht bij de regeling in andere belastingwetten. Weggelaten is de verplichting van art. 78 (oud) dat de nota (het aanslagbiljet) binnen 14 dagen na indiening van de aangifte moeten worden verzonden.
Dit artikel is met ingang van 1 januari 1985 vervallen als gevolg van de aanpassing van de Successiewet 1956 aan de bepalingen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Art. 50 van de SW 1956. Wordt aan het voorschrift van art. 50 door de inspecteur niet voldaan, dan blijkt uit art. 57, derde lid, onder 2°, dat een opgelegde aanslag toch geldig is.
Dit artikel is met ingang van 1 januari 1985 vervallen als gevolg van de aanpassing van de Successiewet 1956 aan de bepalingen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Art. 51 van de SW 1956. Deze regeling vervangt die van art. 45 (oud). Van voorafgaande verzending van een waarschuwing spreekt de wet niet meer. Inzake successie zal echter niet tot oplegging van een ambtshalve aanslag worden overgegaan dan na verzending van een herinnering aan de verplichting tot aangifte, (memorie van toelichting). Ingevolge art. 51, tweede lid, zal in gevallen, waarin overmacht tot het doen van aangifte of onbekendheid met de verplichting tot aangifte (speciaal bij schenkingsaangiften) aanwezig is, geen boete worden gevorderd.
Verwezen wordt naar art. 54, tweede lid, hetwelk inhoudt dat een bezwaarschrift tegen een ambtshalve aanslag niet in behandeling wordt genomen, zolang degene, die bezwaar maakt, geen aangifte heeft ingediend, tenzij het bezwaar juist tegen de verplichting tot het doen van aangifte is gericht. Deze bepaling zal ertoe kunnen medewerken om aangiften, die noodzakelijk zijn met het oog op andere dan fiscale doeleinden, ingediend te krijgen. Om deze reden is de boetebedreiging voor iedere week verzuim, wanneer geen recht schuldig blijkt te zijn, vervallen.
Art. 95 (oud) is vervallen. Boeten gaan rechtens op de erfgenamen van de nalatige over, indien deze boeten bij zijn dood nog niet zijn ingevorderd.
Dit artikel is met ingang van 1 januari 1985 vervallen als gevolg van de aanpassing van de Successiewet 1956 aan de bepalingen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.