FED 1991/589
De samenwerking tussen een exploitant van speel- en amusementsapparaten en exploitanten van horecabedrijven ten aanzien van de exploitatie van die apparaten levert in het onderhavige geval geen afzonderlijke belastingsubjecten op. De exploitatie van de automaat vormt zowel een onderdeel van het bedrijf van de speelautomatenexploitant als een onderdeel van het bedrijf van de horeca-exploitant. Dit betekent dat ieder zelfstandig voor het hem toekomende deel van de opbrengst omzetbelasting verschuldigd is.
HR 05-06-1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC4610, m.nt. D.B. Bijl
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
5 juni 1991
- Magistraten
Jansen; Linde, Van Der; Baardman; Bellaart; Korthals Altes; Soest, Van
- Zaaknummer
26 574
- Noot
D.B. Bijl
- LJN
ZC4610
- JCDI
JCDI:ADS208555:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Algemeen
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1991:ZC4610, Uitspraak, Hoge Raad, 05‑06‑1991
- Wetingang
Art. 7 Wet OB 1968
Essentie
De samenwerking tussen een exploitant van speel- en amusementsapparaten en exploitanten van horecabedrijven ten aanzien van de exploitatie van die apparaten levert in het onderhavige geval geen afzonderlijke belastingsubjecten op. De exploitatie van de automaat vormt zowel een onderdeel van het bedrijf van de speelautomatenexploitant als een onderdeel van het bedrijf van de horeca-exploitant. Dit betekent dat ieder zelfstandig voor het hem toekomende deel van de opbrengst omzetbelasting verschuldigd is.
Uitspraak
Vaststaat:
Belanghebbende was gedurende het tijdvak waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft, eigenaresse van circa driehonderd speel- en amusementsapparaten - zogenaamde flipperkasten en fruitautomaten - welke zij krachtens ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.