HR, 29-08-1997, nr. 31 621
ECLI:NL:HR:1997:AA2257
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29-08-1997
- Zaaknummer
31 621
- LJN
AA2257
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1997:AA2257, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑08‑1997; (Cassatie)
- Wetingang
art. 29 Algemene wet inzake rijksbelastingen
- Vindplaatsen
V-N 1997/3115, 4 met annotatie van Redactie
Uitspraak 29‑08‑1997
Inhoudsindicatie
-
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 12 oktober 1995 betreffende de hem voor het jaar 1992 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen.
1. Aanslagen, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1992 een aan slag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 10.310,--, met verrekening van een bedrag van ƒ 10.193,-- aan ingehouden loonbelasting/premie volksverzekeringen, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uit spraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het
Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daar van deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten In hetgeen belanghebbende in cassatie aanvoert ligt de klacht besloten dat het Hof ten onrechte met toepassing van artikel 29, lid 2, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen belanghebbende heeft belast met het bewijs overtuigend aan te tonen dat de door de Inspecteur toegepaste correctie op de aangifte onjuist is. Deze klacht is gegrond. In de aangifte is vermeld dat daarbij een volledige lijst is gevoegd van de zaalhouders waar belanghebbende is opgetreden, kennelijk dezelfde lijst als die welke bij het beroepschrift voor het Hof is gevoegd. Op deze lijst zijn ongeveer 80 optredens vermeld. Het Hof heeft geoordeeld dat bij deze optredens belanghebbende in een aantal gevallen - kennelijk acht - contracten heeft gebruikt met vermelding "NVT" en dat in een aantal andere gevallen - kennelijk negen - sprake was van een herhaald optreden nadat eerder een contract met de vermelding "NVT" was gebruikt. Het Hof heeft hieraan de gevolgtrekking verbonden dat belanghebbende, door (ook) in die gevallen in zijn aangifte brutering toe te passen, niet de vereiste aangifte heeft gedaan. Echter, nog daargelaten dat het Hof niet heeft vastgesteld dat in die 17 gevallen geen loonbelasting was ingehouden, ten opzichte van het totale aantal optredens is het aantal van 17 optredens waar bij belanghebbende door de vermelding "NVT" vermoede lijk heeft veroorzaakt dat geen loonbelasting is ingehouden, te gering om de zware sanctie van artikel 29, lid 2, te rechtvaardigen. De uitspraak kan niet in stand blijven en verwijzing moet volgen. De klachten behoeven voor het overige geen behandeling.
4. Na cassatie Na verwijzing zal belanghebbende alsnog in de gelegenheid moeten worden gesteld aannemelijk te maken dat hij meende en in hoeverre hij bij inachtneming van de door hem te betrachten zorgvuldigheid mocht menen dat de zaalhouders aan hun verplichting tot inhouding zouden voldoen. Daarbij kan van belang zijn of van de zaalhouders die geen loonbelasting hebben ingehouden al dan niet een kopiecontract aanwezig is en of daarop al dan niet de vermelding "NVT" voorkomt.
5. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
6. Beslissing De Hoge Raad: - vernietigt de uitspraak van het Hof; - verwijst het geding naar het Gerechtshof te Leeuwarden ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest; en - gelast dat door de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende wordt vergoed het door deze terzake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van ƒ 300,--.
Dit arrest is op 29 augustus 1997 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Urlings, Zuurmond, Pos en Beukenhorst, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.