FED 1996/683
Hoewel de inspecteur aannemelijk acht dat belanghebbende zijn beroepschrift vóór het einde van de beroepstermijn ter post heeft bezorgd, oordeelt Hof Arnhem dat belanghebbendes verzet tegen de voorzittersbeschikking, waarbij hij in zijn beroep niet-ontvankelijk werd verklaard, ongegrond is. Vanwege de stellingname van de inspecteur had het hof het tijdstip waarop het beroepschrift ter post is bezorgd, als een ten processe vaststaand feit moeten beschouwen. Op deze grond oordeelt de Hoge Raad dat de klacht gegrond is en de zaak alsnog door Hof Arnhem in behandeling moet worden genomen.
HR 29-05-1996, ECLI:NL:HR:1996:AA1951, m.nt. R.M.P.G. Niessen-Cobben
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29 mei 1996
- Magistraten
Jansen, R.J.J.; Linde, van der; Bellaart; Moor, de; Putt-Lauwers, van der
- Zaaknummer
31087
- Noot
R.M.P.G. Niessen-Cobben
- LJN
AA1951
- JCDI
JCDI:ADS225858:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Belastingen van lagere overheden (V)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Milieubelastingen (V)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1996:AA1951, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑05‑1996
- Wetingang
Essentie
Hoewel de inspecteur aannemelijk acht dat belanghebbende zijn beroepschrift vóór het einde van de beroepstermijn ter post heeft bezorgd, oordeelt Hof Arnhem dat belanghebbendes verzet tegen de voorzittersbeschikking, waarbij hij in zijn beroep niet-ontvankelijk werd verklaard, ongegrond is. Vanwege de stellingname van de inspecteur had het hof het tijdstip waarop het beroepschrift ter post is bezorgd, als een ten processe vaststaand feit moeten beschouwen. Op deze grond oordeelt de Hoge Raad dat de klacht gegrond is en de zaak alsnog door Hof Arnhem in behandeling moet worden genomen.
Uitspraak
Het geschil betrof de naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting.
Uitspraak ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.