FED 1992/178
Indien in het belastingjaar tussen belanghebbende (een Nederlandse BV) en haar Zwitserse zustermaatschappij geen goederen- of dienstenverkeer heeft plaatsgevonden, kan en mag het hof daaruit afleiden dat in dit jaar geen winstoverheveling heeft plaatsgevonden. De bewijslast van de winstoverheveling ligt op de inspecteur, tenzij op grond van art. 29 AWR de bewijslast wordt omgekeerd. De omkering van de bewijslast werkt niet indien de vragen van te weinig gewicht zijn.
HR 11-12-1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC4822, m.nt. R. Russo
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11 december 1991
- Magistraten
Jansen; Linde, Van Der; Baardman; Bellaart; Korthals Altes
- Zaaknummer
27 649
- Noot
R. Russo
- LJN
ZC4822
- JCDI
JCDI:ADS208775:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1991:ZC4822, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑12‑1991
- Wetingang
Essentie
Indien in het belastingjaar tussen belanghebbende (een Nederlandse BV) en haar Zwitserse zustermaatschappij geen goederen- of dienstenverkeer heeft plaatsgevonden, kan en mag het hof daaruit afleiden dat in dit jaar geen winstoverheveling heeft plaatsgevonden. De bewijslast van de winstoverheveling ligt op de inspecteur, tenzij op grond van art. 29 AWR de bewijslast wordt omgekeerd. De omkering van de bewijslast werkt niet indien de vragen van te weinig gewicht zijn.
Uitspraak
Het geschil betrof de navorderingsaanslag vennootschapsbelasting 1978.
Vaststaat:
Als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet weersproken is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.