FED 1999/388
De omvang van de tegenprestatie bij de verkrijging van een onroerende zaak met een daarop rustende saneringsverplichting
HR 21-04-1999, ECLI:NL:HR:1999:AA2730, m.nt. H.A.J.P. te Niet
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21 april 1999
- Magistraten
Stoffer; Pos; Beukenhorst; Monné; Kop
- Zaaknummer
34 534
- Noot
H.A.J.P. te Niet
- LJN
AA2730
- JCDI
JCDI:ADS229373:1
- Vakgebied(en)
Belastingen van rechtsverkeer (V)
Belastingen van rechtsverkeer / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:AA2730, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑04‑1999
- Wetingang
Art. 9 Wet BVR 1970
Essentie
De omvang van de tegenprestatie bij de verkrijging van een onroerende zaak met een daarop rustende saneringsverplichting
Samenvatting
A verkocht en leverde in 1994 aan belanghebbende een onroerende zaak. Partijen zijn overeengekomen dat belanghebbende de op de verkregen zaak rustende saneringsverplichtingen van A overneemt, waartegenover een vergoeding van f 379 000 aan belanghebbende staat. De (negatieve) waarde van de saneringsverplichting moet worden gesteld op f 529 000. In geschil is of het verschil van f 150 000 deel uitmaakt van de heffingsgrondslag van de overdrachtsbelasting. Het hof acht het niet aannemelijk dat A de overname van de saneringsverplichting als ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.