FED 1997/612
Geruisloze inbreng. Waardering van te onttrekken vermogensbestanddeel
HR 07-05-1997, ECLI:NL:HR:1997:AA3229, m.nt. R.P.C. Cornelisse
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
7 mei 1997
- Magistraten
Jansen, R.J.J.; Linde, van der; Putt-Lauwers, van der
- Zaaknummer
32124
- Noot
R.P.C. Cornelisse
- LJN
AA3229
- JCDI
JCDI:ADS227096:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1997:AA3229, Uitspraak, Hoge Raad, 07‑05‑1997
- Wetingang
Art. 18 Wet IB 1964
Essentie
Geruisloze inbreng. Waardering van te onttrekken vermogensbestanddeel
Samenvatting
In het kader van de omzetting van de voet van art. 18 Wet IB 1964 van de door belanghebbende gedreven onderneming in een door hem op te richten BV onttrekt belanghebbende een pand aan het ondernemingsvermogen. De BV wordt in maart 1991 opgericht, doch wordt geacht vanaf 1 januari 1990 de onderneming voor haar rekening te drijven. In geschil is of de zogenoemde onttrekkingswinst in 1989 dan wel in 1991 bij belanghebbende in de heffing dient te worden betrokken. Hof en Hoge Raad oordelen tot heffing in 1991.
Uitspraak
Het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.