FED 1997/66:Belanghebbende koopt gebruikte postzegels in Duitsland (voor 1993). Hij wil deze bij het douanekantoor aan de grens aangeven. De ambtenaar vindt dat de aangifte niet goed is ingevuld en aanvaardt deze niet. Daarop rijdt de belanghebbende (boos?) weg, met de postzegels. Het hof is van mening dat niet gezegd kan worden dat door deze gang van zaken de verplichting is geschonden om de goederen langs de aangewezen wegen binnen te brengen en bij het eerste kantoor aan te geven. De Hoge Raad verwerpt deze stellingname. Als er een geschil is over het aanvaarden van de aangifte, kan de belanghebbende dit voorleggen aan de inspecteur die daarop beslist bij voor bezwaar en beroep vatbare beschikking. Nu dit in casu is nagelaten, is er in feite geen aangifte gedaan en heeft de belanghebbende de verplichtingen dienaangaande geschonden zodat terecht is geheven wegens smokkel op de voet van art. 119 Wet inzake de douane (oud). Niettemin is de houding van de douane zodanig geweest dat het hof en de Hoge Raad niet slechts de 'puntenvergoeding' als onkostenvergoeding geven, maar de kosten van het geding voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand als zodanig.