HR, 01-04-2005, nr. 39 803
ECLI:NL:HR:2005:AT3027
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
01-04-2005
- Zaaknummer
39 803
- LJN
AT3027
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Belastingen van lagere overheden (V)
Belastingrecht algemeen (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2005:AT3027, Uitspraak, Hoge Raad, 01‑04‑2005; (Cassatie)
- Wetingang
- Vindplaatsen
AB 2005, 208 met annotatie van B.W.N. de Waard
BNB 2005/177 met annotatie van G.J. van Leijenhorst
Belastingadvies 2005/8.2
NTFR 2005/434 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Uitspraak 01‑04‑2005
Inhoudsindicatie
8:42 Awb; op de zaak betrekking hebbende stukken; taxatierapport.
Nr. 39.803
1 april 2005
ME
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 16 mei 2003, nr. 02/02376, betreffende na te melden beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken.
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Z voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 vastgesteld op ƒ 1.006.000 (€ 456.502).
Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de productgroepmanager Informatie van de gemeente Ter Aar(hierna: de heffingsambtenaar) bij uitspraak de beschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ter Aar (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Het College heeft een conclusie van dupliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. In cassatie stelt belanghebbende onder meer dat de heffingsambtenaar hem, nadat aan een eerder verzoek daartoe geen gehoor was gegeven, enige dagen na de zitting van het Hof alsnog een taxatierapport heeft overhandigd dat de heffingsambtenaar reeds in de bezwaarfase heeft doen opmaken. In dat rapport zou de grondwaarde van het object zijn gesteld op ƒ 454.000. Belanghebbende wijst erop dat die grondwaarde nagenoeg overeenstemt met die van een op zijn verzoek uitgebracht taxatierapport (€ 207.052, ofwel ƒ 456.282), en ongeveer de helft bedraagt van de grondwaarde die genoemd wordt in het (latere) taxatierapport dat de heffingsambtenaar aan het Hof heeft overgelegd (ƒ 908.133). Het Hof heeft de uitkomst van dat latere taxatierapport gevolgd.
3.2. Voorzover belanghebbende beoogt dat de Hoge Raad mede rekening zal houden met de grondwaarde als vermeld in het taxatierapport dat hij alsnog van de heffingsambtenaar heeft ontvangen, kan de Hoge Raad daaraan niet voldoen, omdat de cassatieprocedure niet de mogelijkheid biedt nieuwe feiten aan te voeren.
3.3. Voorzover belanghebbende in cassatie erover klaagt dat de heffingsambtenaar heeft verzuimd het evenbedoelde taxatierapport in de procedure voor het Hof in het geding te brengen, heeft het volgende te gelden. De stukken van het geding laten geen andere conclusie toe dan dat de heffingsambtenaar naar aanleiding van het bezwaarschrift advies heeft gevraagd aan D B.V., waarna een taxateur van dat bureau een onderzoek heeft ingesteld, waarvan een rapport is opgemaakt. Daaruit volgt dat dit rapport een op de zaak betrekking hebbend stuk is in de zin van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht, dat op grond van die bepaling door de heffingsambtenaar had moeten worden ingezonden aan het Hof. De heffingsambtenaar heeft dit stuk echter noch bij zijn verweerschrift noch op enig ander moment bij het Hof in het geding gebracht. Daar in de uitspraak op bezwaar melding was gemaakt van dat stuk, was dit verzuim ook voor het Hof kenbaar.
In de uitspraak op het bezwaarschrift is ter motivering van de beslissing enkele malen naar de "hertaxatie" verwezen. Die beslissing werd derhalve mede door vorenbedoeld taxatierapport gedragen. In verband met dit een en ander mocht het Hof in zijn uitspraak het verzuim van de heffingsambtenaar dat rapport aan het Hof toe te zenden, niet onbesproken laten. Nu uit 's Hofs uitspraak niet duidelijk is of het Hof dit verzuim heeft geconstateerd maar daaraan onder toepassing van artikel 8:31 van de Algemene wet bestuursrecht geen gevolgen heeft verbonden, of dat het Hof artikel 8:42 van die wet heeft miskend, is de uitspraak van het Hof op dit punt onvoldoende met redenen omkleed.
3.4. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen. De klachten behoeven verder geen behandeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest, en
gelast dat de gemeente Ter Aar aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 87.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2005.