FED 1984/2207
Onjuist is de opvatting, dat, indien ten aanzien van een perceel geldt de gemeentelijke inzamelverplichting ex art. 3, lid 1, Afvalstoffenwet, reeds het bestaan van die plicht voldoende is om de feitelijke gebruiker van het perceel te betrekken in de afvalstoffenheffing. De inzamelverplichting strekt zich niet uit buiten voor het openbaar rijverkeer openstaande en voor de gebezigde vuilniswagens toegankelijke wegen.
HR 15-02-1984, ECLI:NL:HR:1984:AC4018, m.nt. W.J.N.M. Snoijink
- Instantie
Hoge Raad (Belastingkamer)
- Datum
15 februari 1984
- Magistraten
Dijk, Van; Vucht, Van; Vorm, Van Der; Stoffer; Baardman
- Zaaknummer
22311
- Noot
W.J.N.M. Snoijink
- LJN
AC4018
- JCDI
JCDI:ADS202173:1
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden / Gemeentelijke belastingen
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1984:AC4018, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑02‑1984
- Wetingang
Milieuheffingen
Essentie
Onjuist is de opvatting, dat, indien ten aanzien van een perceel geldt de gemeentelijke inzamelverplichting ex art. 3, lid 1, Afvalstoffenwet, reeds het bestaan van die plicht voldoende is om de feitelijke gebruiker van het perceel te betrekken in de afvalstoffenheffing. De inzamelverplichting strekt zich niet uit buiten voor het openbaar rijverkeer openstaande en voor de gebezigde vuilniswagens toegankelijke wegen.
Uitspraak
Aan belang. (X) is voor het jaar 1981 wegens het feitelijk gebruik van het perceel a-weg 1 te Heerenveen een aanslag in de afvalstoffenheffing van de gemeente Heerenveen opgelegd ten bedrage van f 90.
De Verordening ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.