FED 1995/637
HR, 24-08-1995, nr. 30 320
HR 24-08-1995, ECLI:NL:HR:1995:AA1664
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24 augustus 1995
- Magistraten
Jansen, R.J.J.; Linde, van der; Bellaart; Jansen, C.H.M.; Putt-Lauwers, van der
- Zaaknummer
30 320
- LJN
AA1664
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht / Algemene rechtsbeginselen en abbb
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1995:AA1664, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑08‑1995
- Wetingang
Art. 65 Wet IB 1964
Uitspraak
In geschil is of de inspecteur voor de toepassing van de invorderingsvrijstelling in 1990 verrekende WIR-premies terecht in aanmerking heeft genomen bij de berekening van het bedrag van de verschuldigde belasting ex art. 65, eerste lid, Wet IB 1964.
Het Hof Arnhem stelt de inspecteur in het ongelijk.
Op het beroep in cassatie van de staatssecretaris overweegt de Hoge Raad:
Het hof heeft geoordeeld dat, gezien art. VII Wet van 28 december 1989, Stb. 601, en de MvT bij de Wet van 27 april 1989, Stb. 122, weliswaar de inspecteur de verrekende WIR-premies terecht tot de verschuldigde belasting ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.