HR, 16-11-2007, nr. 41 876
ECLI:NL:HR:2007:BB7926
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16-11-2007
- Zaaknummer
41 876
- LJN
BB7926
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht (V)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2007:BB7926, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑11‑2007; (Cassatie)
- Vindplaatsen
V-N 2007/54.8 met annotatie van Redactie
NTFR 2007/2088 met annotatie van MM Kors
Uitspraak 16‑11‑2007
Inhoudsindicatie
Ambtshalve correctie van rekenfout.
Nr. 41.876
16 november 2007
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 11 februari 2005, nr. BK-04/00422, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Het geding in feitelijke instantie
Aan belanghebbende is voor het jaar 2001 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Het Hof heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. Nu dit geschrift bij de Hoge Raad na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht.
3. Beoordeling van de klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Ambtshalve aanwezig bevonden grond voor cassatie
De gedingstukken laten geen andere conclusie toe dan dat de ingehouden, met de aanslag te verrekenen loonheffing €5957 bedraagt, terwijl € 5946 met de aanslag is verrekend. De aanslag dient derhalve verder te worden verminderd met € 11.
Nu het beroep in cassatie, zij het op een ambtshalve bijgebrachte grond, leidt tot vernietiging van 's Hofs uitspraak, moet het gegrond worden verklaard. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.
5. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, doch uitsluitend voor zover daarbij het met de aanslag verrekende bedrag aan loonheffing ad € 5946 is gehandhaafd, en bepaalt het met de aanslag te verrekenen bedrag op € 5957, en
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 103.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren C.J.J. van Maanen en C. Schaap, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2007.