HR, 06-12-2000, nr. 35 577
ECLI:NL:HR:2000:AA8856
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
06-12-2000
- Zaaknummer
35 577
- LJN
AA8856
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2000:AA8856, Uitspraak, Hoge Raad, 06‑12‑2000; (Cassatie)
- Vindplaatsen
WFR 2000/1818, 1
V-N 2001/2.6 met annotatie van Redactie
NTFR 2000/1831 met annotatie van Mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren
Uitspraak 06‑12‑2000
Inhoudsindicatie
-
Nr. 35577
6 december 2000
gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage van 22 juli 1999 betreffende na te melden naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 1990 tot en met 31 december 1994 een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd ten bedrage van f 259.364,-- aan enkelvoudige belasting, waarbij een verhoging is toegepast welke is kwijtgescholden tot op f 42.851,--. Deze aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd, met het besluit geen verdere kwijtschelding van de verhoging te verlenen.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft die uitspraak vernietigd en de naheffingsaanslag verminderd tot een aanslag ten bedrage van f 230.340,--, met een verhoging van 10 percent over f 138.264,--. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft bij verweerschrift zich gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad.
3. Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
In 1995 is bij belanghebbende, die een transportbedrijf exploiteert, een boekenonderzoek ingesteld waarin onder andere de jaren 1990 tot en met 1994 voor de loonbelasting zijn beoordeeld. Dit onderzoek heeft, voorzover thans van belang, geleid tot de onderhavige naheffingsaanslag ter zake van door belanghebbende aan haar chauffeurs verstrekte structurele bovenmatige verblijfkostenvergoedingen.
In 1988 had een loonbelastingcontrole plaats gehad over de jaren 1983 tot en met 1987, in welke periode de verblijfkostenvergoedingen volgens dezelfde methode werden berekend en verstrekt. In het hiervan opgemaakte controlerapport is vermeld dat de reis- en verblijfkosten worden vergoed volgens de C.A.O. voor het beroepsgoederenvervoer over de weg. Deze controle heeft niet geleid tot een correctie ter zake van de verblijfkostenvergoedingen.
3.2. Het Hof heeft het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel verworpen, zulks op grond van zijn oordeel dat uit het rapport van de in 1988 uitgevoerde controle niet blijkt dat het punt van de structurele bovenmatige verblijfkostenvergoedingen bij die controle uitdrukkelijk aan de orde is geweest.
3.3. Het middel dat tegen dit oordeel is gericht, treft doel. Voor een in rechte te beschermen vertrouwen in gevallen als het onderhavige is niet vereist dat de aangelegenheid bij een boekenonderzoek uitdrukkelijk aan de orde is geweest, doch is voldoende dat de belastingplichtige in de gegeven omstandigheden mocht aannemen dat de aangelegenheid door de belastingadministratie op haar fiscale merites is beoordeeld (HR 18 december 1991, nr. 27127, BNB 1992/182).
Het Hof heeft dus een onjuiste maatstaf aangelegd. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent de proceskosten en het griffierecht;
- verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest;
- gelast dat door de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van f 630,--;
- veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op f 1.420,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is op 6 december 2000 vastgesteld door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren A.G. Pos, D.H. Beukenhorst, L. Monné en P.J. van Amersfoort, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en op die datum in het openbaar uitgesproken.