FED 2003/282
Herziening van voorbelasting door een publiekrechtelijk lichaam bij van een in het kader van overheidstaak gebruikte onroerende zaak; prejudiciële vragen
HR 18-10-2002, ECLI:NL:HR:2002:AD9787, m.nt. K.M. Braun
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18 oktober 2002
- Magistraten
Zuurmond; Brunschot, van; Vliet, van; Lourens; Bavinck
- Zaaknummer
36 663
- Noot
K.M. Braun
- LJN
AD9787
- JCDI
JCDI:ADS234394:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2002:AD9787, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑10‑2002
ECLI:NL:HR:2002:AD9787, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑10‑2002
- Wetingang
Art. 7, derde lid, Wet OB 1968 jo. art. 3, onderdeel a, Uitv.besch. OB 1968, art 15, eerste, vierde en zesde lid, Wet OB 1968, art. 13 Uitv.besch. OB 1968; Art. 4, vijfde lid, en art. 20 Zesde richtlijn
Essentie
Herziening van voorbelasting door een publiekrechtelijk lichaam bij van een in het kader van overheidstaak gebruikte onroerende zaak; prejudiciële vragen
Samenvatting
Voortzetting van zaak HR 24 november 1999, nr. 35 585, FED 2000/69 met aantekening van M.E. van Hilten. Belanghebbende, een waterschap (publiekrechtelijk lichaam), laat een rioolwaterzuiveringsinstallatie bouwen en neemt deze in 1990 in gebruik. Een onzelfstandig deel van de installatie wordt gebruikt voor de centrale slibverwerking ten behoeve van belanghebbende zelf en twee andere waterschappen. Deze hebben financieel bijgedragen in de extra investering en aan hen is periodiek het aandeel in de kosten doorberekend. Met ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.