Hof Arnhem, 09-03-2006, nr. 05/0285
ECLI:NL:GHARN:2006:AV6388
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
09-03-2006
- Zaaknummer
05/0285
- LJN
AV6388
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2006:AV6388, Uitspraak, Hof Arnhem, 09‑03‑2006; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
V-N 2006/34.14 met annotatie van Redactie
NTFR 2006/449
Uitspraak 09‑03‑2006
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting Verwijzingsprocedure HR 29 april 2005, nr. 38856. Het aanvraagformulier van belanghebbende met betrekking tot een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule heeft uiterlijk 15 oktober 1990 de verzekeringsmaatschappij dan wel haar gevolmachtigde inspecteur bereikt.
Gerechtshof Arnhem
eerste meervoudige belastingkamer
nummer 05/00285
U i t s p r a a k
op het beroep van X te Z (hierna te noemen: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen P op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde navorderingsaanslag nr. 01.H.47.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 1994 een aanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 57 093.
1.2. Vervolgens is hem over dat jaar de voormelde navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 67 093. Na daartegen gemaakt bezwaar is deze navorderingsaanslag bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.
1.3. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, welk hof bij uitspraak van 3 oktober 2002, nr. 00/01746, het beroep ongegrond heeft verklaard.
1.4. Op het beroep in cassatie van belanghebbende heeft de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 29 april 2005, nr. 38 856 (BNB 2005/255*; hierna: het verwijzingsarrest), de uitspraak van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
1.5. Tot de stukken van het geding behoren de conclusies na verwijzing die achtereenvolgens belanghebbende en de Inspecteur van de Belastingdienst/Limburg/kantoor Maastricht (hierna: de Inspecteur) hebben ingezonden en die over en weer in afschrift zijn doorgezonden, alsmede de notities van het pleidooi dat ter zitting op 18 november 2005 namens belanghebbende is gehouden.
1.6. Van het onderzoek ter zitting op 18 november 2005 te Arnhem is proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
1.7. Van het voortgezette onderzoek ter zitting op 27 januari 2006 te Arnhem is proces-verbaal opgemaakt, dat eveneens aan deze uitspraak is gehecht.
2. Vaststaande feiten
Voor dit geding kan als vaststaand worden aangenomen hetgeen is vermeld in de voormelde uitspraak van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch onder ‘2. Feiten’.
3. Geschil
3.1. Na cassatie en verwijzing als voormeld is nog slechts in geschil, of het aanvraagformulier waaraan door D Levensverzekering N.V. (hierna: D) het nummer 0454 is toegekend, uiterlijk 15 oktober 1990 D of een daartoe door haar gevolmachtigde inspecteur heeft bereikt. Voorts moet worden beoordeeld of de Inspecteur zal worden veroordeeld in belanghebbendes kosten van het geding voor het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. De Inspecteur, op wiens weg dit zou hebben gelegen, voert geen bijzondere omstandigheden aan als bedoeld in rechtsoverweging 3.6 van het verwijzingsarrest, die zouden meebrengen dat A als verzekeringsinspecteur van D niet gevolmachtigd zou zijn geweest tot inontvangstneming van het op 18 september 1990 gedagtekende aanvraagformulier waarmee belanghebbende het aanbod van D heeft aanvaard.
4.2. De Inspecteur betwist niet, en het Hof acht aannemelijk, dat het aanvraagformulier is ondertekend op de daarop vermelde datum 18 september 1990.
4.3. Het Hof acht aannemelijk dat, zoals A voornoemd ter zitting van 27 januari 2006 als getuige heeft verklaard, hij in de periode september-oktober 1990, gelet op de positie van Joosten als startende tussenpersoon, tweemaal per maand Joosten bezocht en alle ingevulde en ondertekende aanvraagformulieren meenam om deze te kunnen doorsturen naar de verzekeringsmaatschappij.
4.4. Uit de verklaring van A voornoemd wordt niet aannemelijk dat hij dat formulier eerst na 15 oktober 1990 in ontvangst zou hebben genomen. Met die verklaring is immers niet onverenigbaar dat het formulier hem wel uiterlijk op die datum heeft bereikt maar door andere oorzaken vertraagd op het hoofdkantoor van D is aangekomen en/of verwerkt.
4.5. In de omstandigheden van dit geval, waar sprake is van een groot tijdsverloop alsmede van feiten en omstandigheden
buiten de reguliere termijn voor navordering, brengt een redelijke verdeling van de bewijslast mee dat niet van belanghebbende kan worden verlangd zodanige oorzaak aan te wijzen maar dat de Inspecteur bewijst dat het formulier niet vóór 15 oktober 1990 door A voornoemd in ontvangst kan zijn genomen.
4.6. Het vorenstaande brengt mee dat het er in dit geding voor moet worden gehouden dat de onderhavige kapitaalverzekering met lijfrenteclausule tot stand is gekomen uiterlijk op 15 oktober 1990.
5. Slotsom
Het beroep is gegrond. De bestreden navorderingsaanslag kan niet in stand blijven.
6. Kosten
De proceskosten van belanghebbende zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op (2 punten [beroepschrift en verschijnen ter zitting] à € 322 ×1,5=) € 966 aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor de behandeling van het beroep bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch en op (2 punten [0,5 voor de conclusie na verwijzing, 1 voor de eerste zitting en 0,5 voor de tweede zitting] à € 322 ×1,5 =) € 966 voor de behandeling bij dit Hof, alsmede op belanghebbendes reis- en verblijfkosten, begroot op 1× € 31 (Z-’s-Hertogenbosch en terug) en 2× € 38 (Z-Arnhem en terug), in totaal derhalve € 2 039.
7. Beslissing
Het Gerechtshof:
– vernietigt de uitspraak van de Inspecteur alsmede de daarbij gehandhaafde navorderingsaanslag;
– gelast de Staat aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van € 27,23 te vergoeden;
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 2 039, te vergoeden door de Staat.
Aldus gedaan te Arnhem op 9 maart 2006 door mr. Röben, voorzitter, mr.drs. F.J.P.M. Haas en mr.dr. Van Amsterdam. De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitge-sproken in tegenwoordigheid van mr. Snoijink als griffier.
(W.J.N.M. Snoijink) (J.B.H. Röben)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 9 maart 2006
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag, (bezoekadres: Kazernestraat 52).
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.