HR, 25-04-2008, nr. 43345
ECLI:NL:HR:2008:BD0450
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
25-04-2008
- Zaaknummer
43345
- LJN
BD0450
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht (V)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2008:BD0450, Uitspraak, Hoge Raad, 25‑04‑2008; (Cassatie)
- Vindplaatsen
V-N 2008/21.12 met annotatie van Redactie
NTFR 2008/870
Uitspraak 25‑04‑2008
Inhoudsindicatie
Oordeel inzake brutowinstpercentage onvoldoende gemotiveerd.
Nr. 43.345
25 april 2008
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 3 mei 2006, nr. 04/04098, betreffende een aan X te Z (hierna: belanghebbende) opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Het geding in feitelijke instantie
Aan belanghebbende is voor het jaar 2001 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd.
Het Hof heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd.
De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1. Belanghebbende is op 1 juli 2000 vennoot geworden in een vennootschap onder firma waarin een cafetaria werd gedreven. Op 28 november 2000 trad de medevennoot uit als firmant en zette belanghebbende de onderneming voort als eenmanszaak. Nadien, in 2001 of 2002, is deze onderneming ingebracht in een commanditaire vennootschap met belanghebbende als beherend vennoot.
3.1.2. In april 2003 is bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld. Blijkens het daarvan opgemaakte rapport van 26 november 2003 bestond de administratie van de onderneming uit een kasoverzicht, telstroken aan de hand waarvan de dagontvangsten werden bepaald, onkostennota's, inkoopfacturen en bankafschriften. Deze bescheiden werden bij de adviseur maandelijks verwerkt op de computer. De stortingen bij de bank en wekelijkse kasopnamen voor privé ten bedrage van ƒ 400 werden op de juiste data in het kasoverzicht opgenomen. Buiten deze maandelijkse opnamen deed belanghebbende uit de kas privé-uitgaven die niet afzonderlijk werden geboekt. Belanghebbende heeft in het onderhavige jaar geen kasadministratie bijgehouden. Zijn adviseur heeft achteraf een kasopstelling vervaardigd, gebaseerd op door belanghebbende verstrekte gegevens betreffende dagontvangsten, inkopen, bankstortingen, wekelijkse opnamen voor privé, lonen voor oproepkrachten en diverse kleine uitgaven. Het boeksaldo van de kas ultimo 2001 bedroeg ƒ 20.334,65 en is teruggebracht tot ƒ 1295 door afboeking van het verschil als privé-opnamen.
3.1.3. De Inspecteur heeft belanghebbendes administratie verworpen en de aangegeven winst, na bezwaar, gecorrigeerd met ƒ 102.000 aan de hand van een theoretische omzetberekening.
3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat de stellingen van de Inspecteur ten aanzien van belanghebbendes brutowinstpercentage niet mede ten grondslag kunnen liggen aan de verwerping van de administratie, omdat hij geen inzicht heeft gegeven in de herkomst van het door hem gehanteerde gemiddelde brutowinstpercentage, anders dan dat zulks naar zijn ervaring voortvloeit uit de in de branche in de regio gegenereerde winsten. Uit de stukken van het geding blijkt dat de Inspecteur zijn stelling dat belanghebbendes brutowinstpercentage onverklaarbaar laag is mede heeft gebaseerd op de uit de administratie van belanghebbende blijkende inkoopprijzen en de op de prijslijst van belanghebbende vermelde verkoopprijzen van de verkochte snacks, frites, frisdrank en bier. Uit de daaruit voortvloeiende brutowinstpercentages van onderscheidenlijk 153, 503, 200 en 190 heeft de Inspecteur een gewogen gemiddelde getrokken en daarmee zijn stelling gestaafd dat het uit de administratie van belanghebbende blijkende brutowinstpercentage van 105,81 percent onverklaarbaar laag is. Het Hof heeft dienaangaande geoordeeld dat voor zover al van het door de Inspecteur gehanteerde percentage kan worden uitgegaan, belanghebbende niet, althans onvoldoende, weersproken heeft gesteld dat hij anders dan zijn collega's plachten te doen, de prijzen van zijn verkopen niet heeft aangepast aan de stijging van die van zijn inkopen, en dat hij tot 2002 de verkoopprijzen van 1999 hanteerde. Dit oordeel is onbegrijpelijk omdat de Inspecteur de hiervoor genoemde brutowinstpercentages per productgroep heeft berekend op basis van de prijslijsten van belanghebbende. 's Hofs oordeel dat de stellingen van de Inspecteur met betrekking tot belanghebbendes brutowinstpercentage, samen met de gebrekkige kasadministratie van belanghebbende, niet ten grondslag kunnen liggen aan het oordeel dat belanghebbende niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichtingen ingevolge artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is mitsdien niet naar behoren gemotiveerd. Onderdeel b van het middel slaagt.
3.3. Op grond van het hiervoor in 3.2 overwogene kan de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen. De onderdelen a en c van het middel behoeven geen behandeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort, C.B. Bavinck, E.N. Punt en J.A.C.A. Overgaauw, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2008.