HR, 16-09-1992, nr. 28 469
ECLI:NL:HR:1992:ZC5099
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16-09-1992
- Zaaknummer
28 469
- LJN
ZC5099
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Belastingrecht algemeen (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1992:ZC5099, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑09‑1992; (Cassatie)
- Wetingang
art. 273 (oud) Gemeentewet
- Vindplaatsen
Belastingblad 1994/695 met annotatie van J.P. Kruimel
V-N 1994/3047, 18 met annotatie van Redactie
Uitspraak 16‑09‑1992
Inhoudsindicatie
Bodemverontreiniging.
Hoge Raad der Nederlanden
Derde kamer
nr. 28.469
16 september 1992
SK
Arrest
Gewezen op het beroep in cassatie van het Hoofd van de sector vorderingen en incasso van de gemeente [Z] tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 4 september 1991 betreffende na te melden aan
[X] te [Z]
voor het jaar 1984 opgelegde aanslagen in de onroerend-goedbelastingen van de gemeente [Z].
1. Aanslagen, bezwaar en geding voor het Hof.
Aan belanghebbende zijn voor het jaar 1984 wegens het genot krachtens zakelijk recht en het feitelijk gebruik van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [Z], op één aanslagbiljet verenigde aanslagen in de onroerend-goedbelastingen van de gemeente [Z] opgelegd naar een heffingsgrondslag van ƒ 119.000,--, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Direkteur van de Dienst Financiën van de gemeente [Z] zijn gehandhaafd.
Belanghebbende is van de uitspraak van de direkteur in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft die uitspraak vernietigd en de aanslagen verminderd tot bedragen berekend naar een heffingsgrondslag van f 59.500,--.
2. Geding in cassatie.
Het Hoofd heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Belanghebbende heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten.
3.1 Het Hof heeft het volgende vastgesteld: Belanghebbende had op 1 januari 1984 het genot krachtens zakelijk recht en het feitelijk gebruik van een woning, welke lag in een wijk waar op 1 januari 1982 - de peildatum - in de grond giftige stoffen aanwezig waren.
3.2 Het Hof heeft geoordeeld dat de onderhavige verontreiniging een factor is die in het economische verkeer van belang is. Daarmee heeft het Hof tot uitdrukking gebracht dat met die factor rekening dient te worden gehouden bij de bepaling van de waarde in het economische verkeer als bedoeld in artikel 273, derde lid, van de gemeentewet. Dat oordeel is juist. De klacht onder 2 die uitgaat van een andere opvatting faalt derhalve.
3.3 De klachten onder 1, 3, 4, 5 en 6 kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing.
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer Mijnssen als voorzitter, en de raadsheren Urlings en Herrmann in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Zandhuis, in raadkamer van 16 september 1992.