FED 1992/894
De omstandigheid dat in een belastingzaak beroep bij de rechter is ingesteld, staat er niet aan in de weg dat de inspecteur ter verkrijging van gegevens die hij ten behoeve van de bewijsvoering in die zaak meent nodig te hebben gebruik maakt van de bevoegdheid ex art. 49 AWR tot het vorderen van gegevens en inlichtingen van derden.
HR 23-09-1992, ECLI:NL:HR:1992:BH8551, m.nt. R.J. Koopman
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 september 1992
- Magistraten
Stoffer; Mijnssen; Wildeboer; Urlings; Zuurmond
- Zaaknummer
28 388
- Noot
R.J. Koopman
- LJN
BH8551
- JCDI
JCDI:ADS209852:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1992:BH8551, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑09‑1992
- Wetingang
Art. 49 AWR
Essentie
De omstandigheid dat in een belastingzaak beroep bij de rechter is ingesteld, staat er niet aan in de weg dat de inspecteur ter verkrijging van gegevens die hij ten behoeve van de bewijsvoering in die zaak meent nodig te hebben gebruik maakt van de bevoegdheid ex art. 49 AWR tot het vorderen van gegevens en inlichtingen van derden.
Uitspraak
Het geschil betrof de navorderingsaanslag inkomstenbelasting 1982.
Vaststaat:
2.1. V/h X BV (hierna: de BV) werd opgericht bij notariele akte van 29 december 1978 onder de naam X BV. Zij had ten doel het verrichten van schoonmaakwerkzaamheden van interieuren, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.