FED 1996/360
De dag genoemd in de beschikking van de arrondissementsrechtbank dat er rechtsvermoeden bestaat van overlijden van een vermiste persoon (artikel 1:414 BW) geldt ook voor de heffing van successierecht als de dag waarop krachtens erfrecht wordt verkregen; artikel 4, lid 2, van de Successiewet 1956 moet beperkt worden uitgelegd. Aan bewind, ingesteld over het vermogen van de vermiste persoon, komt geen waardeverminderende invloed toe.
HR 18-10-1995, ECLI:NL:PHR:1995:AA1548, m.nt. J.C. van Straaten
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18 oktober 1995
- Magistraten
Moltmaker; Stoffer; Urlings; Herrmann; Jansen, C.H.M.; Fleers
- Zaaknummer
29 922
- Noot
J.C. van Straaten
- LJN
AA1548
- JCDI
JCDI:ADS225416:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Schenk- en erfbelasting / Erfbelasting
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1995:AA1548, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑10‑1995
ECLI:NL:PHR:1995:AA1548, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑10‑1995
- Wetingang
Art. 3 Successiewet 1956
Essentie
De dag genoemd in de beschikking van de arrondissementsrechtbank dat er rechtsvermoeden bestaat van overlijden van een vermiste persoon (artikel 1:414 BW) geldt ook voor de heffing van successierecht als de dag waarop krachtens erfrecht wordt verkregen; artikel 4, lid 2, van de Successiewet 1956 moet beperkt worden uitgelegd. Aan bewind, ingesteld over het vermogen van de vermiste persoon, komt geen waardeverminderende invloed toe.
Uitspraak
Op het beroep in cassatie van belanghebbende overweegt de Hoge Raad:
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1. Belanghebbende is zoon en erfgenaam van A (hierna: erflater).
3.1.2. Genoemde erflater, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.