Hof Leeuwarden, 13-02-2004, nr. 02/1580
ECLI:NL:GHLEE:2004:AO4027
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
13-02-2004
- Zaaknummer
02/1580
- LJN
AO4027
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2004:AO4027, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 13‑02‑2004; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 13‑02‑2004
Inhoudsindicatie
Te dezen is in geschil het antwoord op de vraag of de inspecteur terecht de bedoelde managementkosten niet als bedrijfslasten heeft aanvaard, welke vraag door de inspecteur bevestigend en door belanghebbende ontkennend wordt beantwoord.
BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Nr. 1580/02 13 februari 2004
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, eerste meervoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z tegen de uitspraken van het hoofd van de eenheid ondernemingen van de belastingdienst te Emmen (hierna: de inspecteur), gedaan op de bezwaarschriften van belanghebbende tegen de hem opgelegde aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 1997, 1998 en 1999, zomede tegen de aanslagen premieheffing Wet arbeidsongeschiktheid zelfstandigen voor de jaren 1998 en 1999.
1. Ontstaan en loop van het geding.
Belanghebbende werd voor de jaren 1997 en 1998 in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen aangeslagen naar een belastbaar inkomen als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1994, gelijk deze wet voor het onderhavige jaar gold (hierna: de Wet), van onderscheidenlijk ƒ 17.090,- en ƒ 66.472,-.
Belanghebbende werd voor het jaar 1998 aangeslagen in de premieheffing voor de Wet arbeidsongeschiktheid zelfstandigen naar een heffingsgrondslag van ƒ 52.254,-.
Tegen de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en premieheffing Wet arbeidsongeschiktheid zelfstandigen voor het jaar 1999 werd door belanghebbende geen bezwaar ingediend. Op het tijdig ingediende bezwaar van belanghebbende tegen de aanslagen inkomstenbelasing/premie volksverzekeringen voor de jaren 1997 en 1998 en de aanslag premieheffing Wet arbeidsongeschiktheid zelfstandigen 1998 heeft de inspecteur bij uitspraken van respectievelijk 3 juni 2002, 4 juni 2002 en 4 juni 2002 de aanslagen gehandhaafd.
Bij ambtshalve vermindering, gedagtekend 19 juni 2002, heeft de inspecteur de aanslag inkomstenbelasing/premieheffing-volksverzekeringen voor het jaar 1997 verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 16.229,-.
Belanghebbende is tegen de voormelde uitspraken in beroep gekomen, bij een beroepschrift (met bijlagen), hetwelk op 1 juli 2002 is ingekomen en werd aangevuld bij schrijven ( met bijlagen) van 5 juli 2002.
Nadat de inspecteur zijn verweerschrift (met bijlagen) had ingezonden heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden ter zitting van
1 oktober 2003, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren de gemachtigde van belanghebbende, vergezeld van belanghebbende, zomede de inspecteur, bijgestaan door een ambtenaar van zijn eenheid.
Van alle genoemde en hierna nog te noemen stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten.
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen vast:
Belanghebbende oefende sedert zijn komst naar Nederland op 14 maart 1997 een onderneming uit op het gebied van het verzorgen van automatisering en geautomatiseerde systemen.
In 1997 heeft belanghebbende voorts de activa en passiva overgenomen voor wat betreft een handels-, fok- en africhtingstal voor paarden van de rechtspersoon naar het recht van het Verenigd Koninkrijk A (hierna: de Limited).
Op facturen van 31 december 1997, 31 december 1998 en 31 december 1999 declareert de Limited aan belanghebbende onderscheidenlijk ƒ 100.000,-, ƒ 100.000,- en ƒ 55.395,- voor managementkosten.
Blijkens het voorwoord bij de jaarrekening van 1997 heeft de Limited haar activiteiten per 1 oktober 1997 gestaakt.
De door belanghebbende van de Limited overgenomen activa voor wat betreft de werkzaamheden met de paarden betreffen ondermeer elf paarden met een boekwaarde van ƒ 286.850,-.
De resultaten van de activiteiten met betrekking tot de paarden bedroegen:
Jaar Verlies in guldens
1997 -27.347
1998 -79.521
1999 -102.855
2000 -10.362
Bij het berekenen van deze resultaten werd nog geen rekening gehouden met de afschrijving op de overgenomen inventaris, de reis- en verblijfkosten met betrekking tot de paardenhouderij, de kosten van de landbouwwerktuigen en de kantoor/telefoonkosten van de paardenhouderij.
De Limited is per 1 juli 1996 ingeschreven bij de Kamer Van Koophandel en Fabrieken voor Noordelijk Overijssel te Zwolle, waarbij het vestigingsadres is het privé-adres van belanghebbende, die voorts de gevolmachtigde van de Limited is.
Bij het opleggen van de onderhavige aanslagen heeft de inspecteur, naast een aantal thans niet in geschil zijnde correcties, de hiervoor vermelde managementkosten niet als kosten aanvaard en in verband daarmee de aangegeven inkomens en heffingsgrondslagen verhoogd.
Op het bezwaar van belanghebbende heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraken dit standpunt gehandhaafd.
3. Het geschil.
Te dezen is in geschil het antwoord op de vraag of de inspecteur terecht de bedoelde managementkosten niet als bedrijfslasten heeft aanvaard, welke vraag door de inspecteur bevestigend en door belanghebbende ontkennend wordt beantwoord.
4. Het standpunt van belanghebbende.
Door belanghebbende is - voor zover te dezen van belang, kort samengevat - gesteld in het beroepschrift en mondeling ter zitting.
Over de aanloopkosten is overeenstemming bereikt.
Toen hij in 1996 in Nederland is teruggekomen wilde hij met de Limited in Nederland zaken doen. Toen hij in 1997 een financiering wilde regelen kreeg hij deze niet voor de Limited, doch alleen voor een eventuele eenmanszaak. De activiteiten voor de Limited gingen toen over in die van de eenmanszaak. De Limited was derhalve een voorloper van de eenmanszaak. Het is dan reëel om te veronderstellen dat aanloopkosten gemaakt voor het opzetten van een bedrijf mogen worden meegenomen en verrekend zullen worden met eventuele winst in de komende jaren.
Zijn grief voor wat betreft de verblijfskosten laat hij varen.
Hij concludeert tot een dienovereenkomstige verlaging van de aanslagen en een veroordeling van de inspecteur tot een vergoeding voor de proceskosten.
5. Het standpunt van de inspecteur.
De inspecteur heeft daartegenover - voor zover te dezen van belang, kort samengevat - aangevoerd in het verweerschrift en mondeling ter zitting:
Hij ontkent dat met betrekking tot de managementkosten een overeenstemming tussen hem en belanghebbende zou zijn bereikt, hetgeen ook daaruit blijkt, dat op de gecorrigeerde aanslagen niet is teruggekomen.
Door de Limited zijn gefingeerde rekeningen opgemaakt teneinde de niet meer te verrekenen verliezen volledig te kunnen compenseren.
Tegenover de in rekening gebrachte managementkosten staan geen werkzaamheden of andere diensten, zodat deze kosten door belanghebbende niet in mindering gebracht kunnen worden.
Op grond van de negatieve resultaten van de activiteiten met betrekking tot de paarden is hij van mening, dat dienaangaande geen sprake is van een bron van inkomen.
Hij concludeert tot handhaving van de aanslagen en het afwijzen van een vergoeding voor de proceskosten.
6. De overwegingen omtrent het geschil.
Niet in geschil is, dat belanghebbende tegen de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1999 en premieheffing Wet arbeidsongeschiktheid zelfstandigen 1999 niet in bezwaar is gekomen en er door de inspecteur derhalve geen voor beroep vatbare uitspraken zijn gedaan.
Het beroep is in zoverre derhalve niet-ontvankelijk.
Voor wat betreft zijn grief met betrekking tot de correctie ter zake van de verblijfkosten en kosten onderweg van belanghebbende heeft belanghebbende - naar hij ter zitting verklaarde - zijn grief ingetrokken.
Gelet op de negatieve resultaten, zoals behaald met het houden met paarden - zoals onder de feiten omschreven - welke negatieve resultaten nog dienen te worden verhoogd met de daar nog niet inbegrepen afschrijving op de overgenomen inventaris, de reis- en verblijfkosten met betrekking tot de paardenhoudenrij, de kosten van de landbouwwerktuigen en de kantoor- telefoonkosten van de paardenhouderij, acht het hof aannemelijk dat ter zake van deze activiteit een positief voordeel niet is te verwachten.
Alsdan kan deze activiteit niet worden aanvaard als onderneming in de zin van artikel 6 van de Wet, noch als enige andere bron van inkomen.
Nu belanghebbende ter zitting heeft verklaard, dat de vergoeding voor management door hem aan de Limited in 1997 en 1998 betrekking had op zijn beide ondernemingen, behoeft zijn grief met betrekking tot het niet aanvaarden van deze kosten door de inspecteur ook na 's hofs oordeel met betrekking tot het niet aanwezig zijn van een bron van inkomen voor wat betreft het houden van paarden nader onderzoek.
Belanghebbende - op wie te dezen de bewijslast rust - heeft, naar
's hofs oordeel, niet aannemelijk gemaakt, dat in zoverre sprake is geweest van zakelijke lasten met betrekking tot zijn onderneming, mede nu belanghebbende des gevraagd niet enige dienst of prestatie van de Limited heeft weten te vermelden, waarvoor die betaling een tegenprestatie zou zijn.
Opmerking verdient in dit verband, dat de gemachtigde van belanghebbende in een schrijven van 20 maart 2001 aan de inspecteur - welk schrijven in afschrift tot de stukken van het geding behoort - heeft vermeld, dat de managementkosten vanuit de Limited zijn gefactureerd vanwege liquiditeitsproblemen en om het compensabel verlies uit de Limited zo snel mogelijk over te hevelen naar belanghebbendes onderneming.
Er is evenwel vervolgens geen enkele zakelijke aanleiding aannemelijk geworden op grond waarvan belanghebbende het verlies van de desbetreffende activiteiten toen deze nog voor rekening en risico van de Limited werden gedreven voor zijn rekening zou nemen.
Belanghebbende heeft nog gesteld, dat hij dienaangaande overeenstemming zou hebben bereikt met de inspecteur, doch de inspecteur heeft dit ontkent en belanghebbende - op wie alsdan de bewijslast daartoe rust - heeft een zodanige overeenkomst met de inspecteur niet aannemelijk gemaakt.
Het beroep is in zoverre derhalve ongegrond.
De inspecteur heeft nog opgemerkt, dat belanghebbende in beginsel in aanmerking zou kunnen komen voor een toevoeging aan de oudedagsreserve, toch zulks in casu niet mogelijk is, indien - hetgeen, zoals hiervoor overwogen, het hof voor juist houdt - de activa en passiva met betrekking tot het houden van paarden niet als ondernemingsvermogen worden aangemerkt, waarna het resterende ondernemingsvermogen - kennelijk het ondernemingsvermogen voor wat betreft de onderneming ter zake van de automatiseringswerkzaamheden - negatief wordt.
Aan het hof is niet gebleken van een juridisch onjuist uitgangspunt bij dat standpunt van de inspecteur, een standpunt dat ook overigens door belanghebbende niet is bestreden.
Gelet op hetgeen hiervoor werd overwogen zijn de grieven van belanghebbende niet gegrond, voor welk geval alsdan niet in geschil is, dat de desbetreffende aanslagen - voor wat betreft de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor 1997 na ambtshalve vermindering - telkens niet tot een te hoog bedrag zijn opgelegd. Het beroep is in zoverre derhalve ongegrond.
Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij het hof opmerkt, dat de ambtshalve verlaging van de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor 1997 heeft plaatsgevonden voor indiening van het onderwerpelijke beroepschrift.
7. De beslissing.
Het hof
verklaart het beroep tegen de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1999 en premieheffing Wet arbeidsongeschiktheid zelfstandigen voor 1999 niet-ontvankelijk;
verklaart het beroep met betrekking tot de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1998 en premieheffing Wet arbeidsongeschiktheid zelfstandigen 1998 ongegrond;
vernietigt de uitspraak inzake de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor 1997 en handhaaft deze aanslag zoals deze op 19 juni 2002 is verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 16.229,-.
Gedaan op 13 februari 2004 door prof. mr. Aardema, vice-president, mr. Drion, raadsheer en mr. drs. Strik, raadsheer-plaatsvervanger, in tegenwoordigheid van de griffier mr. De Jong-Braaksma, en op die dag in het openbaar uitgesproken door voornoemde vice-president, in tegenwoordigheid van voornoemde griffier.
Op 18 februari 2004 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.