FED 1990/879
Uitgezonderde verplichtingen art. 61a, zesde lid Wet IB 1964 in verband met transacties tussen bloed- en aanverwanten. Uitlegging door de Hoge Raad van ministeriele Resolutie van 22 augustus 1978, nummer 278-14 891, welke resolutie recht vormt in de zin van art. 99 RO. Belanghebbende is onderneemster. Zij koopt van haar vader het tot dan toe door hem verhuurde bedrijfspand. De koopsom wordt deels gefinancierd met een achtergestelde renteloze lening van haar vader. Belanghebbende heeft geen recht op WIR-premie.
HR 25-04-1990, ECLI:NL:HR:1990:ZC4275, m.nt. Ch.J. Langereis
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
25 april 1990
- Magistraten
Vucht, Van; Baardman; Korthals Altes
- Zaaknummer
26 231
- Noot
Ch.J. Langereis
- LJN
ZC4275
- JCDI
JCDI:ADS22735:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Inkomstenbelasting / Winst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1990:ZC4275, Uitspraak, Hoge Raad, 25‑04‑1990
- Wetingang
Essentie
Uitgezonderde verplichtingen art. 61a, zesde lid Wet IB 1964 in verband met transacties tussen bloed- en aanverwanten. Uitlegging door de Hoge Raad van ministeriele Resolutie van 22 augustus 1978, nummer 278-14 891, welke resolutie recht vormt in de zin van art. 99 RO. Belanghebbende is onderneemster. Zij koopt van haar vader het tot dan toe door hem verhuurde bedrijfspand. De koopsom wordt deels gefinancierd met een achtergestelde renteloze lening van haar vader. Belanghebbende heeft geen recht op WIR-premie.
Uitspraak
Het geschil betrof de aanslag inkomstenbelasting 1983.
Vaststaat:
3.1. Belanghebbende, X te Z, was tot 1 januari 1983 te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.