BNB 1996/389
Rente ten laste van insolvabele dochtervennootschap niet in rekening gebracht; informele kapitaalinbreng?
HR 16-08-1996, ECLI:NL:HR:1996:AA2020, m.nt. P.H.J. Essers
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16 augustus 1996
- Magistraten
Jansen, R.J.J.; Linde, van der; Putt-Lauwers, van der
- Zaaknummer
31 196
- Noot
P.H.J. Essers
- LJN
AA2020
- JCDI
JCDI:ADS887602:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Inkomstenbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1996:AA2020, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑08‑1996
- Wetingang
Essentie
Rente ten laste van insolvabele dochtervennootschap niet in rekening gebracht; informele kapitaalinbreng?
Samenvatting
Belanghebbende brengt over een vordering op een insolvabele dochtervennootschap geen rente in rekening.
HR: het afzien van de rente vindt geen oorzaak in de aandeelhoudersrelatie, maar is het gevolg van de insolvabiliteit van de dochtervennootschap. De rente vormt geen informele inbreng van kapitaal in die vennootschap, en hoort niet tot de winst van belanghebbende.
Uitspraak
ARREST
gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BV X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 29 maart 1995 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.