BNB 1995/192
HR, 26-04-1995, nr. 30 293
HR 26-04-1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC5946, m.nt. J.W. Zwemmer
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26 april 1995
- Magistraten
Stoffer; Wildeboer; Urlings; Zuurmond; Herrmann
- Zaaknummer
30 293
- Noot
J.W. Zwemmer
- LJN
ZC5946
- JCDI
JCDI:ADS887366:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1995:ZC5946, Uitspraak, Hoge Raad, 26‑04‑1995
- Wetingang
Art. 42, derde lid, Wet IB 1964
Samenvatting
Autokostenfictie
HR: voor het antwoord op de vraag of aan de belastingplichtige in verband met het verrichten van arbeid door zijn werkgever een personenauto ter beschikking is gesteld, zijn niet van belang de omstandigheden dat de auto altijd door een beroepschauffeur wordt bestuurd, niet bij de woning van de belastingplichtige maar bij die van de chauffeur wordt gestald, dat de belastingplichtige de auto niet voor privé-doeleinden mag gebruiken en dat de auto, wanneer de belastingplichtige deze niet nodig heeft, ten dienste staat van zijn collega's. Die omstandigheden kunnen eerst van belang zijn bij het door de werknemer te leveren ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.