FED 1996/451:Een in de Friese taal gesteld beroepschrift wordt in de procedure bij Hof Leeuwarden ontvangen. Het door de inspecteur ingenomen formele standpunt dat een niet in het Nederlands gesteld beroepschrift niet-ontvankelijk is, tenzij de belanghebbende de gelegenheid heeft benut om dit verzuim met een beroep op art. 6 (oud) Wet ARB te herstellen, wordt door het hof verworpen. Als gevolg van de inwerkingtreding van de Algemene wet bestuursrecht, het advies van de Rijkscommissie Friese taal en de wijziging van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer, oordeelt de Hoge Raad dat ook reeds onder de werking van art. 28 (oud) AWR een in de Friese taal gesteld beroepschrift terecht door Hof Leeuwarden is ontvangen. Het gebruik van de Friese taal mag echter een goede behandeling van het beroep niet belemmeren.