FED 1990/72
Het begrip 'parkeerruimte voor voertuigen' omvat ook overdekte en zich in een gebouw bevindende parkeerruimte. De vrijstelling voor de verhuur geldt mede voor de verhuur van parkeerruimte, wanneer die verhuur nauw verband houdt met de verhuur van voor ander gebruik bestemde onroerende goederen en er in feite sprake is van een enkele economische handeling.
HvJ EG 13-07-1989, ECLI:EU:C:1989:329, m.nt. D.B. Bijl
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
- Datum
13 juli 1989
- Magistraten
Henriksen; Jacobs
- Zaaknummer
173/88
- Noot
D.B. Bijl
- LJN
BF2471
- JCDI
JCDI:ADS207814:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Algemeen
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:1989:329, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 13‑07‑1989
ECLI:EU:C:1989:202, Conclusie, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 17‑05‑1989
- Wetingang
Art. 13, B, sub b, Zesde Richtlijn inzake omzetbelasting, art. 11, eerste lid, letter b, 3e, Wet OB 1968
Essentie
Het begrip 'parkeerruimte voor voertuigen' omvat ook overdekte en zich in een gebouw bevindende parkeerruimte. De vrijstelling voor de verhuur geldt mede voor de verhuur van parkeerruimte, wanneer die verhuur nauw verband houdt met de verhuur van voor ander gebruik bestemde onroerende goederen en er in feite sprake is van een enkele economische handeling.
Uitspraak
In deze zaak heeft het Deense Hojesteret twee prejudiciele vragen gesteld over de uitlegging van art. 13, B, sub b, van de Zesde Richtlijn (77/388) van de Raad.
Deze vragen zijn gerezen in het kader van een geschil tussen M. Henriksen en ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.