BNB 2005/205
Waardering lijfrenteverplichting die vóór 1 september 2000 is aangegaan. Stelsel waarbij ook bij de contantmaking van het doelvermogen naar de balansdatum geen rekening wordt gehouden met rentestandskortingen is niet in overeenstemming met goed koopmansgebruik
HR 05-03-2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5052, m.nt. G. Slot
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
5 maart 2004
- Magistraten
Putt-Lauwers, van der; Brunschot, van; Lourens; Bavinck; Berge, van den
- Zaaknummer
37 976
- Noot
G. Slot
- LJN
AO5052
- JCDI
JCDI:ADS888972:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Inkomstenbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2004:AO5052, Uitspraak, Hoge Raad, 05‑03‑2004
- Wetingang
Essentie
Waardering lijfrenteverplichting die vóór 1 september 2000 is aangegaan. Stelsel waarbij ook bij de contantmaking van het doelvermogen naar de balansdatum geen rekening wordt gehouden met rentestandskortingen is niet in overeenstemming met goed koopmansgebruik
Samenvatting
Belanghebbende, een BV, heeft in 1989 een stamrechtovereenkomst gesloten met haar directeur/enig aandeelhouder. De toegezegde lijfrente is berekend op de contante waarde van een reeks uitkeringen per 1 april 1988 met een rekenrente van 6%. Op haar balans ultimo 1989 heeft belanghebbende de stamrechtverplichting gewaardeerd op de actuarieel berekende koopsom van de verplichting, rekening houdend met een rekenrente van 4%.
HR: Volgens ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.