Rb. Zwolle-Lelystad, 05-07-2007, nr. 06/1391
ECLI:NL:RBZLY:2007:BA9656, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Datum
05-07-2007
- Zaaknummer
06/1391
- LJN
BA9656
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZLY:2007:BA9656, Uitspraak, Rechtbank Zwolle-Lelystad, 05‑07‑2007; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARN:2009:BJ0360, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
Uitspraak 05‑07‑2007
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft verschillende delen van onroerend goed terecht als twee onroerende zaken aangemerkt. Ter zitting geen duidelijkheid gekregen over de aanwezigheid van een niet-afsluitbare tussendeur. Verweerder met bouwtekening voldoende aannemelijk gemaakt dat de verschillende delen van het onroerend goed afsluitbaar zijn.
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Registratienummer: AWB 06/1391
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 26 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
A te B, eiser;
en
de heffingsambtenaar WOZ van de gemeente [gemeente],
verweerder.
1.Ontstaan en loop van het geding
Ingevolge de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de wet WOZ) heeft verweerder de waarde van de onroerende zaak (...) te B vastgesteld bij beschikking, met nummer 59670, gedateerd 28 februari 2005. Daarbij is de waarde vastgesteld op € 71.000,00 per waardepeildatum 1 januari 2003 voor het tijdvak 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006. Eiser heeft bij brief van 21 maart 2005 tegen deze beschikking bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 3 mei 2006 heeft verweerder het bezwaarschrift ongegrond verklaard. Tegen de uitspraak op bezwaar is bij brief van 6 juni 2006, ontvangen op 8 juni 2006 beroep ingesteld. Verweerder heeft op 31 juli 2006 een verweerschrift ingediend. Eiser heeft bij brief van 6 oktober 2006 gereageerd op het verweerschrift. Bij brief van 4 januari 2007 heeft verweerder gereageerd op eisers brief van 6 oktober 2006.
Het beroep is op 8 juni 2007 ter zitting behandeld. Eiser is verschenen bij zijn gemachtigde de heer [gemachtigde]. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mevrouw X, bijgestaan door de heer Y.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.
2.Het geschil
Tussen partijen is in geschil of verweerder de onroerende zaak (...) voor de toepassing van de wet WOZ terecht heeft gesplitst in twee afzonderlijke zaken, door verweerder aangemerkt als (...).
Eiser heeft gesteld dat verweerder de onroerende zaak (...) ten onrechte heeft gesplitst in(...) en (...), omdat de verschillende delen via een niet-afsluitbare deur zijn te bereiken. Derhalve wordt niet voldaan aan het afsluitbaarheids-criterium en is slechts sprake van kamerverhuur. Tevens verwijst eiser naar correspondentie die hij met de heer Z van de gemeente [gemeente] heeft gevoerd. Daarin is eiser toegezegd dat de objecten niet zullen worden gesplitst.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de onroerende zaak (...) terecht is opgesplitst in twee afzonderlijke onroerende zaken. Ter onderbouwing heeft verweerder bij het verweerschrift een op 26 juli 2006 gedagtekend taxatierapport overgelegd. Daarnaast heeft verweerder aangevoerd dat eiser onjuiste informatie heeft verstrekt en dat enkel op basis daarvan is toegezegd dat de objecten niet zullen worden gesplitst.
Voor een meer uitvoerige motivering van de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
3.Overwegingen
Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de wet WOZ moet de waarde van de zaak worden bepaald op de waarde die aan deze onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij geldt als waardepeildatum 1 januari 2003.
Op grond van het bepaalde in artikel 16, onderdeel a, van de Wet WOZ wordt een gebouwd eigendom als één onroerende zaak aangemerkt. Ingevolge het bepaalde in artikel 16, onderdeel c, van de Wet WOZ, wordt in afwijking daarvan een gedeelte van een eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, aangemerkt als een afzonderlijke onroerende zaak.
Beoordeeld dient te worden of de verschillende delen van het woonhuis die respectievelijk bij eiser en zijn huurders in gebruik zijn, bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt.
In het door verweerder overgelegde taxatierapport opgesteld door Y, taxateur, is gesteld dat het gedeelte aangemerkt als (...) afsluitbaar is en beschikt over een eigen opgang, eigen sanitaire voorzieningen en een eigen keuken. Eiser heeft enkel betwist dat de verschillende delen afsluitbaar zijn. Eiser heeft gesteld dat de verschillende delen van het woonhuis via een niet-afsluitbare tussendeur toegankelijk zijn.
De rechtbank overweegt dat in zijn arresten van 16 december 1987, nr. 25 015, BNB 1988/91 en van 9 september 1992, nr. 28 352, BNB 1992/341 de Hoge Raad in verband met kantoorgebouwen heeft overwogen dat voor een bevestigend antwoord op de vraag of een gedeelte daarvan blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt op zijn minst is vereist dat zodanig gedeelte redelijk afsluitbaar is en aldus kan worden afgescheiden van de overige delen van het gebouw. Naar het oordeel van de rechtbank heeft deze eis eveneens voor woningen te gelden. De rechtbank ziet althans geen goede grond om deze eis niet daaraan te stellen. Een redelijke uitlegging van die eis brengt met zich mee onder een afsluitbaar gedeelte slechts te rekenen die gedeelten die op 1 januari 2003 feitelijk afsluitbaar zijn en niet ook die delen die, door het alsnog aanbrengen van een deurslot, afsluitbaar kunnen worden gemaakt (vergelijk Hof Arnhem 17 februari 1999, nr. 98/1265, Belastingblad 2000/667).
Ter zitting heeft de heer Y aangegeven dat de bouwtekening uit het gemeentelijk archief van (...) is opgenomen in het taxatierapport. Op deze bouwtekening zijn de verschillende delen gescheiden door een muur en is er geen tussendeur aanwezig. Daarnaast heeft de heer Y ter zitting verklaard dat hem de toegang tot bepaalde delen (...) is geweigerd, waardoor hij niet heeft kunnen vaststellen of een niet-afsluitbare deur tussen de verschillende delen is aangebracht. Eisers gemachtigde heeft ter zitting geen duidelijkheid kunnen verschaffen over de aanwezigheid van een niet-afsluitbare tussendeur.
De rechtbank overweegt dat verweerder met de bouwtekening aannemelijk heeft gemaakt dat de verschillende delen van (...) afsluitbaar zijn. Derhalve ligt het op de weg van eiser om het tegendeel aannemelijk te maken. Eiser is daarin niet geslaagd, nu hij zijn stelling niet nader heeft onderbouwd.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder de verschillende delen van (...) terecht als twee onroerende zaken aangemerkt. Verweerder heeft derhalve terecht een WOZ-waarde voor het gedeelte aangemerkt als (..) vastgesteld.
Voorts overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat bij eiser het rechtens te honoreren vertrouwen is gewekt dat door verweerder (...) niet in twee afzonderlijke delen zou worden gesplitst.
Eiser heeft geen gronden aangevoerd die gericht zijn tegen de hoogte van de vastgestelde WOZ-waarde van(...), zodat de rechtbank geen aanleiding heeft de bestreden uitspraak op bezwaar overigens voor onjuist te houden.
Op grond van het bovenstaande zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren.
4 Proceskosten
De rechtbank acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
5. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. F.G. van Arem en in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. E.N.M. van de Beld, griffier, op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem;
dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt. N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.