Rb. Haarlem, 03-07-2007, nr. AWB 06/4447
ECLI:NL:RBHAA:2007:BB1392
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
03-07-2007
- Zaaknummer
AWB 06/4447
- LJN
BB1392
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2007:BB1392, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 03‑07‑2007; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2008:BF6669
- Vindplaatsen
NTFR 2007/1615
Uitspraak 03‑07‑2007
Inhoudsindicatie
Overdrachtbelasting: Door de overdracht van de aandelen van eiseres aan de Stichting tegen uitgifte van cerfiticaten is de concernband verbroken. Daardoor is overdrachtsbelasting verschuldigd ter zake van de verkrijging van de onroerende zaak. Voorts is geen sprake van oneigenlijke bedrijfsfusie dan wel kwijtschelding op grond van besluiten van de Staatssecretaris van 27-12-1988, 22-5-2001 en 31-12-2005.
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/4447
Uitspraakdatum: 3 juli 2007
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X te Z, eiseres,
en
de inspecteur te P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting met dagtekening 20 september 2004 ten bedrage van € 530.922 opgelegd. Bij afzonderlijke, doch in hetzelfde geschrift neergelegde, beschikkingen met dezelfde dagtekening is een vergrijpboete van € 132.730 opgelegd en is € 67.797 heffingsrente in rekening gebracht.
Eiseres heeft bij brief van 31 maart 2006, door de rechtbank ontvangen op 3 april 2006, beroep ingesteld tegen het uitblijven van een uitspraak op het op 23 september 2004 ingediende bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag en de beide beschikkingen.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 16 juni 2006 de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd en de boete vervallen verklaard.
Eiseres heeft vervolgens bij brief van 23 juni 2006, door de rechtbank ontvangen op 27 juni 2006, de gronden van het beroep aangevuld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn steeds in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2007 te Haarlem.
Namens eiseres zijn daar verschenen A en B. Namens verweerder zijn verschenen C en D.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1. Eiseres heeft op 23 september 2000 van E B.V. een perceel grond met daarop aanwezige opstallen gekocht voor ? 19.500.000, welke onroerende zaak op 29 september 2000 is geleverd. In de leveringsakte is onder meer vermeld:
"Binnen het kader van een interne reorganisatie binnen het concern (als bedoeld in artikel 5b Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer) waarvan genoemde vennootschappen deel uitmaken, is door de concerndirectie besloten tot overdracht van E aan X van na te noemen onroerende zaak."
2.2. Door eiseres is ter zake van deze levering een beroep gedaan op de in artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: de Wet) neergelegde vrijstelling van de heffing van overdrachtsbelasting.
2.3. Op 30 september 2002 zijn de aandelen in eiseres door haar aandeelhouder, F B.V., verkocht en geleverd aan de op 7 augustus 2002 opgerichte en op Q gevestigde Stichting G, tegen uitgifte van certificaten door de Stichting aan F B.V.
2.4. Naar aanleiding van deze aandelenoverdracht heeft verweerder de naheffingsaanslag opgelegd.
2.5. Ten tijde van de levering van de onder 2.1 vermelde onroerende zaak is de structuur van het concern als volgt:
Er is een topholding vennootschap: H N.V., gevestigd op R. De (enig) aandeelhouder van deze vennootschap is I Trust.
H N.V. houdt alle aandelen in de in Nederland gevestigde F B.V.
F B.V. houdt alle aandelen in eiseres en in E B.V.
Eiseres houdt alle aandelen in J B.V.
2.6. Na de daarop volgende interne reorganisatie zijn de verhoudingen als volgt:
De aandelen H N.V. zijn voor 100 % in handen van Stichting G, waarvan K Trust N.V. de bestuurder is. De aandeelhouder(s) van K Trust N.V. is/zijn niet bekend. Stichting G is tevens voor 100 % aandeelhouder van eiseres.
H N.V. houdt alle aandelen in F B.V.
F B.V. houdt alle door Stichting G uitgegeven certificaten van de aandelen in eiseres en is tevens 100 % aandeelhouder van J B.V.
J B.V. houdt alle aandelen in E B.V.
3. Geschil
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of door de overdracht van de aandelen in eiseres aan de Stichting tegen uitgifte van certificaten het concernverband is verbroken, waardoor de aanvankelijk geldende vrijstelling bij de verkrijging van de onder 2.1. genoemde onroerende zaak, vermeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel h. van de Wet niet langer van toepassing is.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de aanslag.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1.1. Het beroep voor zover dat is gericht tegen het niet tijdig doen van uitspraak op het ingediende bezwaarschrift dient gegrond te worden verklaard, nu ten tijde van het indienen van het beroepschrift op 3 april 2006 de in artikel 25, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen vermelde termijn van een jaar reeds lang was verstreken.
4.1.2. Ingevolge artikel 6:20, vierde lid, van de Awb wordt het door eiseres ingestelde beroep geacht mede te zijn gericht tegen de (hangende de beroepsprocedure alsnog gedane) uitspraak op bezwaar van 16 juni 2006.
4.2. Op grond van artikel 2 van de Wet wordt onder de naam overdrachtsbelasting een belasting geheven ter zake van de verkrijging van in Nederland gelegen onroerende zaken of van rechten waaraan deze zijn onderworpen.
Ingevolge artikel 15,eerste lid, onderdeel h, van de Wet is de verkrijging bij fusie, splitsing en interne reorganisatie vrijgesteld onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden.
4.3. Artikel 5b van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer (hierna: het Besluit) luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
1. De in artikel 15, eerste lid, onderdeel h, bedoelde vrijstelling wegens interne reorganisatie is van toepassing indien een tot het concern behorende vennootschap onroerende zaken overdraagt aan een andere vennootschap van dat concern.
2. Onder een concern wordt verstaan een vennootschap waarvan niet alle of nagenoeg alle aandelen onmiddellijk of middellijk in het bezit zijn van een andere vennootschap, te zamen met alle andere vennootschappen waarin zij onmiddellijk of middellijk alle of nagenoeg alle aandelen bezit.
3. De belasting die door toepassing van artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de Wet niet is geheven wegens interne reorganisatie is alsnog verschuldigd indien de vennootschap die de onroerende zaken heeft verkregen, binnen drie jaren na de verkrijging niet langer deel uitmaakt van het concern.
4. (...)
5. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder vennootschap verstaan de naamloze vennootschap, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, de open commanditaire vennootschap, alsmede andere vennootschappen welker kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld. Onder vennootschap wordt mede verstaan de vereniging, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij met een in aandelen verdeeld kapitaal. Tevens wordt daaronder verstaan het lichaam dat naar het recht van een andere Staat is opgericht en naar aard en inrichting vergelijkbaar is met een lichaam als bedoeld in dit lid(...)
4.4. Tussen partijen is niet in geschil en de rechtbank heeft geen reden hier anders over te oordelen dat de verkrijging van de onroerende zaken door eiseres in september 2000 plaatsvond in het kader van een interne reorganisatie.
4.5. Eiseres stelt dat door overdracht van de aandelen in eiseres aan de Stichting G (hierna: de Stichting) tegen uitgifte van certificaten aan F B.V. het concern niet wordt verbroken, zodat de ten tijde van de verkrijging van de onder 2.1. genoemde onroerende zaak geldende vrijstelling niet vervallen is.
Verweerder daarentegen stelt zich op het standpunt dat tengevolge van de overdracht van de aandelen eiseres niet langer deel uitmaakt van het concern, waardoor dit concern wordt verbroken met als gevolg dat alsnog overdrachtsbelasting wordt verschuldigd ter zake van de verkrijging van de onroerende zaak door eiseres in september 2000.
4.6. In artikel 5b, tweede lid, van het Besluit is bepaald dat een concern wordt gevormd door vennootschappen.
In het vijfde lid van dit artikel wordt limitatief opgesomd welke rechtspersonen en samenwerkingsvormen voor de toepassing van de in artikel 15, eerste lid, onderdeel h. van de Wet vermelde vrijstelling als vennootschap worden aangemerkt. De stichting wordt in deze bepaling niet vermeld. Ook de wetsgeschiedenis biedt geen aanknopingspunten het begrip vennootschap in de zin van artikel 5b van het Besluit zodanig op te rekken dat hieronder ook de stichting valt.
Nu de aandelen in eiseres door een stichting zijn verkregen, kan dit naar het oordeel van de rechtbank tot geen andere conclusie leiden dan dat eiseres niet langer deel uitmaakt van het concern. Van middellijk aandeelhouderschap in eiseres door welke vennootschap van het concern dan ook, kan door de verbreking van de keten door tussenplaatsing van een stichting geen sprake meer zijn. Dit heeft tot gevolg dat eiseres de belasting ter zake van de verkrijging alsnog verschuldigd wordt.
4.7. Door eiseres is nader gesteld dat de levering van de onder 2.1 genoemde onroerende zaak geacht moet worden te hebben plaatsgevonden in het kader van een oneigenlijke bedrijfsfusie en dat aan de voorwaarden van de daarvoor geldende vrijstelling nog steeds is voldaan, zodat voor naheffing van overdrachtsbelasting om die reden geen plaats is. Deze stelling wordt verworpen, reeds omdat eiseres - in aanmerking genomen de expliciete vermelding in de hiervoor onder 2.1. genoemde leveringsakte van een interne reorganisatie in de zin van artikel 5b van het Besluit - die stelling met onvoldoende feiten en omstandigheden heeft onderbouwd.
4.8. Het door eiseres gedane beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt vanwege het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing verworpen. Eiseres heeft onvoldoende inzicht verschaft in de omstandigheden van de gevallen waarin naheffing van overdrachtsbelasting achterwege zou zijn gebleven, zodat de rechtbank niet in staat is hierover te oordelen.
4.9.1.Eiseres meent recht te hebben op kwijtschelding van de belasting op grond van de besluiten van de Staatssecretaris van respectievelijk 27 december 1988, 22 mei 2001 en 31 december 2005. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de in deze besluiten verleende goedkeuring van de Staatssecretaris geen betrekking heeft op de onderhavige situatie. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
4.9.2. In onderdeel 5 van het besluit van 27 december 1988 verleent de Staatssecretaris onder bepaalde voorwaarden een tegemoetkoming in de verschuldigde overdrachtsbelasting in geval van certificering van de aandelen in een onroerend-goedlichaam. Het belastbare feit waar deze kwijtschelding betrekking op heeft is de certificering van aandelen door een lichaam dat ten tijde van deze certificering reeds onroerende zaken in eigendom heeft.
Het onderhavige geval is hiermee niet vergelijkbaar omdat het belastbare feit niet de certificering van de aandelen van eiseres is, maar de verkrijging van de onroerende zaak door eiseres. De ten tijde van deze verkrijging geldende vrijstelling is vervallen door certificering van de aandelen van eiseres.
4.9.3. Het besluit van 22 mei 2001 ziet op een tegemoetkoming ingeval van een bedrijfsoverdracht door een ouder aan een kind. Nu deze situatie zich in de onderhavige casus niet voordoet wordt het beroep op dit besluit eveneens afgewezen.
4.9.4. Ook het beroep van eiseres op toepassing van het besluit van de Staatssecretaris van 21 december 2005 wordt verworpen, nu dit besluit betrekking heeft op situaties die zich hier niet voordoen, te weten vrijstelling van overdrachtsbelasting ingeval van verkrijging bij inbreng in een onderneming.
4.10. Ook het beroep van eiseres op het arrest van de Hoge Raad van 6 december 2000 (BNB 2001/69) kan haar niet baten, nu hierin is beslist dat het besluit van de Staatssecretaris van 27 december 1988 niet van toepassing is in het geval dat een stichting de door haar gehouden aandelen in een onroerend-goedlichaam certificeert en deze certificaten aan derden uitgeeft. Een dergelijke situatie doet zich hier echter niet voor.
4.11. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep voor zover dat gericht is tegen de uitspraak op bezwaar van 16 juni 2006 ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
Nu het beroep tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar gegrond wordt verklaard ziet de rechtbank aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De proceshandelingen betreffende dit beroep zijn beperkt gebleven tot het indienen van een beroepschrift. Ter zitting is dit beroep verder niet aan de orde geweest. De rechtbank berekent de proceskosten als volgt: 1 punt voor het indienen van een beroepschrift met een wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak: licht) maal € 322 = € 161. De rechtbank ziet geen aanleiding voor veroordeling van verweerder in de door eiseres werkelijk gemaakte proceskosten, nu van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht niet is gebleken. De rechtbank acht voorts het beroep tegen de uitspraak op bezwaar voor zover zich dat richt tegen de daarbij toegekende forfaitaire kostenvergoeding ongegrond, nu ook in bezwaar niet is gebleken van bijzondere omstandigheden als hiervoor bedoeld die een hogere vergoeding rechtvaardigen.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig doen van uitspraak op het ingediende bezwaar gegrond;
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen de uitspraak op bezwaar van 16 juni 2006 ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten ad € 161, en bepaalt dat de Staat deze aan eiseres betaalt;
- bepaalt dat de Staat het griffierecht ad € 281 aan eiseres vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 3 juli 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. R.G. Kemmers, voorzitter, mrs. J.L. Bruinsma en E. Jochem, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Graanstra, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.